Loonsanctie werkgever bij volgen van verkeerd advies bedrijfsarts

Jaar en kwartaal
2009, 4e kwartaal
Nummer
8

Bronnen:

  • Centrale Raad van Beroep 18 november 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BK3713 en BK3704



Op grond van het bepaalde in artikel 7:658a B.W. is de werkgever verplicht om de re-integratie van de arbeidsongeschikte werknemer te bevorderen. Hij moet de werknemer inschakelen in passende arbeid indien hij zijn eigen werk niet kan doen (interne re-integratie. "eerste spoor”). Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en in het bedrijf van de werkgever geen andere passende arbeid voorhanden is, moet de werkgever tot het einde van de loondoorbetalingsverplichting passende arbeid in het bedrijf van een andere werkgever (externe re-integratie, "tweede spoor”).

De werkgever moet in het kader van de re-integratie een plan van aanpak opstellen en uitvoeren, dit plan van aanpak periodiek evalueren en het plan van aanpak zo nodig bijstellen. De verplichtingen van de werkgever zijn uitgewerkt in de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar.

De werkgever legt van de gepleegde re-integratie-inspanningen verantwoordelijkheid af door samen met de werknemer een re-integratieverslag op te stellen. Dat re-integratieverslag wordt door de werknemer met de aanvraag voor een WIA-uitkering naar het UWV gestuurd en voorafgaand aan de WIA-beoordeling door het UWV getoetst. Indien uit de toetsing van het re-integratieverslag blijkt dat het re-integratieresultaat onvoldoende is én de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft gepleegd, legt het UWV aan de werkgever een zogenaamde "loonsanctie” op (artikel 25 lid 9 WIA). Het UWV verlengt dan de verplichting van de werkgever tot doorbetaling van 70% van het loon tijdens ziekte met 52 weken en schort de verdere behandeling van de WIA-aanvraag op. Indien en zodra de werkgever meent de tekortkomingen ten aanzien van de re-integratie te hebben hersteld, kan de werkgever het UWV om opheffing van de loonsanctie verzoeken. Het UWV beslist binnen drie weken op dat verzoek. Bij toewijzing wordt de loonsanctie na nog eens zes weken opgeheven. Bij de toetsing van het re-integratieverslag beoordeelt het UWV of de werkgever en de werknemer in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen, die zijn verricht (artikel 65 WIA).

Omtrent de uitvoering van deze taak heeft het UWV eigen regels gesteld in de vorm van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter. Daarin geeft het UWV aan welke re-integratie-inspanningen het UWV van de werkgever en de werknemer verwacht en hoe het UWV deze re-integratie-inspanningen toetst.

Op grond van artikel 14 lid 1 onder b van de Arbeidsomstandighedenwet is de werkgever verplicht zich bij de begeleiding van arbeidsongeschikte werknemers te laten bijstaan door een gecertificeerde bedrijfsarts (van een arbodienst of zelfstandig). Tenzij de werknemer daarvoor toestemming geeft, mag deze bedrijfsarts vanwege zijn geheimhoudingsverplichting geen medische gegevens van de werknemer aan de werkgever bekend maken. Bij de beoordeling van het re-integratieverslag beoordeelt het UWV ook de adviezen van de bedrijfsarts.

De vraag is in hoeverre het UWV aan een werkgever een loonsanctie kan opleggen vanwege het feit dat hij onjuiste adviezen van de bedrijfsarts heeft opgevolgd. 

Verreweg de meeste rechtbanken die zich hebben uitgesproken over deze vraag, zijn van mening dat de werkgever op het medische oordeel van de bedrijfsarts mag afgaan zo lang de werkgever geen concrete aanwijzingen heeft om aan dat oordeel te twijfelen. Zij wijzen er daarbij op dat de werkgever de bedrijfsarts verplicht moet inschakelen en dat de wet het medisch oordeel als het exclusieve domein van de bedrijfsarts beschouwt en dat het de werkgever ontbreekt aan kennis van de feiten en aan deskundigheid om het advies van de bedrijfsarts te kunnen beoordelen. Zie in deze zin:
  • rechtbank Haarlem 21 maart 2005, USZ 2005/255
  • rechtbank Assen 2 januari 2008, USZ 2008/145
  • rechtbank Breda 19 juli 2004, ljn: AQ5348
  • rechtbank Breda 14 januari 2005, ljn: AS2815
  • rechtbank ’s-Gravenhage 22 december 2008, ljn: BJ1311
  • rechtbank Breda 13 maart 2009, ljn: BK2301
  • rechtbank ‚s-Hertogenbosch 7 mei 2009, ljn: BI3527
  • rechtbank ‘s-Gravenhage 17 juni 2009, ljn: BI9909
  • rechtbank Roermond 22 juli 2009, ljn: BJ3941
  • rechtbank Breda 31 juli 2009, ljn: BK1784
  • rechtbank Breda 10 augustus 2009, ljn: BK2321
Inmiddels bleef het UWV zich beroepen op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 april 2003, RSV 2003/167 waarin het echter niet ging om een advies van de bedrijfsarts op medisch gebied, maar om een administratieve fout van de arbodienst (het te laat doen van aangifte bij het UWV van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer) waarvoor de werkgever verantwoordelijk werd gehouden.

In een verrassende uitspraak van 18 november 2009 heeft de Centrale Raad van Beroep anders geoordeeld. Op grond van een passage uit de wetsgeschiedenis van de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet houdt de Centrale Raad van Beroep de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie met inbegrip van degene die hij daarbij inschakelt. Volgens de passage uit de wetsgeschiedenis (wetsontwerp 29814, nr. 6, blz. 20, Nota naar aanleiding van het verslag van 5 november 2004 bij de "Wet Wijziging van de Arbowet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen”). Als de oorzaak van de te weinig gepleegde re-integratie-inspanningen bij de bedrijfsarts of arbodienst ligt, moet de werkgever deze volgens de betreffende passage uit de wetsgeschiedenis maar civielrechtelijk aansprakelijk stellen.

In veel gevallen zal de werkgever echter niet de beschikking krijgen over de medische gegevens van de werknemer aan de hand waarvan vastgesteld kan worden of de bedrijfsarts een fout advies heeft gegeven. Mocht het wel tot een aansprakelijkstelling van de bedrijfsarts of arbodienst komen, dan is wellicht ook nog een probleem dat deze in hun algemene voorwaarden hun aansprakelijkheid hebben beperkt of uitgesloten. Bij het sluiten van een overeenkomst met de bedrijfsarts of arbodienst is het dan ook zaak er op toe te zien dat geen onredelijke beperkingen of uitsluitingen van aansprakelijkheid worden overeengekomen.