Nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet
Aanpassing van en verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering
van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere
correcties (Aanpassings- en verzamelwet Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen), Tweede Kamer 2005-2006, 30318, nummer C, bladzijde 2
In artikel 29b ZW is de zogenaamde "no-riskpolis” geregeld:
de Ziektewetuitkering die wordt toegekend aan bepaalde groepen werknemers, die
met elkaar gemeen hebben dat zij een verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid
vormen, bijvoorbeeld omdat zij een WAO-, WIA- of Wajonguitkering hebben. De te
verstrekken Ziektewetuitkering kan dan door de werkgever waar de werknemer ziek
zou uitvallen, worden verrekend met het tijdens ziekte door te betalen loon.
Eén van de doelgroepen van de no-riskpolis is de werknemer die
bij arbeidsdeskundig onderzoek aan het einde van de wachttijd voor de WIA
minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht (artikel 29b lid 1 onder b ZW).
Als die werknemer niet in staat is tot het hervatten van het eigen werk of tot
het hervatten in passend werk bij de eigen werkgever en binnen vijf jaar bij
een ander werkgever gaat werken heeft hij recht op een Ziektewetuitkering
indien hij ziek wordt binnen vijf jaar na aanvang van de dienstbetrekking bij
die andere werkgever. Die andere werkgever kan die Ziektewetuitkering dan
verrekenen met het tijdens ziekte door te betalen loon.
Om dit recht op Ziektewetuitkering te hebben is relevant op
welk moment de dienstbetrekking met de andere werkgever aanvangt. Als de
dienstbetrekking te vroeg aanvangt, ontstaat het recht op Ziektewetuitkering
(de no-riskpolis) niet. Om dat te voorkomen worden zieke werknemers in de
praktijk vaak door hun werkgever gedetacheerd bij de andere werkgever en wordt
pas een arbeidsovereenkomst met de nieuwe werkgever aangegaan als het recht op
Ziektewetuitkering (de no-riskpolis) dat bij indiensttreding ontstaat, een feit
is.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat het recht op
Ziektewetuitkering (de no-riskpolis) geldt als de werknemer na het einde van de
wachttijd bij de andere werkgever in dienst treedt. Op grond van de tekst van
de wet is echter verdedigbaar dat voldoende zou zijn dat de werknemer elf weken
(voorheen: dertien weken) voor het einde van de wachttijd bij de andere
werkgever in dienst zou treden. De tekst van artikel 29b lid 1 onder b ZW
luidt, voor zover van belang als volgt:
"De werknemer van wie in een arbeidskundig onderzoek
is vastgesteld dat hij op de eerste dag na afloop van de wachttijd (….):
1°. minder dan 35% arbeidsongeschikt is,
2°. alsmede op de eerste dag van elf weken voorafgaand
aan die dag geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever
(….),
3°. niet in staat is tot het verrichten van eigen of
andere passende arbeid bij de eigen werkgever, en
4°. binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking
werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever,heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot
werken recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens
ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van de
dienstbetrekking.”
Het gaat dan om de uitleg van de zinsnede onder onderdeel
2°: "op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan die dag geen
dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever”. Deze zinsnede
lijkt toch te veronderstellen dat "die dag” terugslaat op "de eerste dag na
afloop van de wachttijd”. De rechtbank had echter de nadruk gelegd op de
zinsnede onder onderdeel 4°: "binnen vijf jaar na die dag in dienstbetrekking
werkzaamheden gaat verrichten bij een werkgever” en daarbij geoordeeld dat "die
dag” terugsloeg op "de eerste dag na afloop van de wachttijd” in de aanhef en niet op "op de eerste dag van
elf weken voorafgaand aan die dag” in onderdeel 2°.
De werkgever had in hoger beroep een beroep gedaan op de
wetsgeschiedenis, waaruit afgeleid kon worden dat niet het einde van de
wachttijd, maar het tijdstip dertien (inmiddels: elf) weken daarvóór bepalend
is. In de Nota naar aanleiding van het verslag bij de Wet Aanpassing van en
verbeteringen in diverse wetten in verband met de invoering van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen alsmede enkele andere correcties (Aanpassings- en
verzamelwet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), Tweede Kamer 2005-2006,
30318, nummer C, bladzijde 2 was namelijk het volgende vermeld (onderstreping
van mij, JvZ):
"De leden van de PvdA-fractie vragen in te gaan op de
inhoud van het hergeformuleerde eerste lid, onderdeel c, van artikel 29b van de
Ziektewet dat ziet op de zogeheten 35-min groep. Zij willen weten welke
voorwaarden gelden voor de toekenning van deze faciliteit. Meer in het
bijzonder vragen zij of de tweede voorwaarde aldus moet worden gelezen dat een
werknemer die op proef hervat bij een ander bedrijf zijn no risk status
kwijtraakt wanneer hij binnen de periode van twee jaar minus dertien weken in
dienst treedt bij een andere werkgever, terwijl hij deze behoudt wanneer de
aanvaarding van het nieuwe dienstverband plaats heeft na ommekomst van of in de
laatste drie maanden van de wachttijd.
(…..)
Daarom wordt nu voor de toepasselijkheid van de no
risk polis als voorwaarde gesteld dat de werknemer 13 weken voor het einde van
de wachttijd geen dienstbetrekking heeft met een andere werkgever dan de eigen
werkgever. Per einde wachttijd moet voor alle betrokken partijen duidelijkheid
bestaan of wel of geen no risk polis beschikbaar is als de werknemer een
dienstbetrekking aangaat met een werkgever. Om die reden is als beoordelingsmoment
voor het bestaan van een andere dienstbetrekking gekozen voor 13 weken vóór het
einde van de wachttijd. Het UWV heeft dan voldoende gelegenheid om dit vast
te stellen, zodat de noodzakelijke duidelijkheid per einde wachttijd kan worden
geboden. Als de werknemer op proef gewerkt heeft bij de nieuwe werkgever
tijdens de wachttijd, is dat geen belemmering om de no risk polis beschikbaar
te stellen als de dienstbetrekking na einde wachttijd wordt aangegaan. Is er al
vóór dat moment sprake van een geslaagde reïntegratie door middel van een
nieuwe dienstbetrekking, dan is er geen noodzaak om voor het aangaan van die
dienstbetrekking een no risk polis ter beschikking te stellen.”
In een uitspraak van 16 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4358,
heeft de Centrale Raad van Beroep echter geoordeeld dat het recht op
Ziektewetuitkering (de no-riskpolis) geldt als de werknemer na het einde van de
wachttijd bij de andere werkgever in dienst treedt.
Volgens de Centrale Raad van Beroep volgt dit zowel uit de
tekst van deze bepaling als uit de bedoeling van de wetgever.
De wetgever heeft volgens de Centrale Raad van Beroep beoogd
de bedoelde categorie werknemers steun te bieden bij hun terugkeer in het
arbeidsproces. Als achterliggende gedachte noemt de Centrale Raad van Beroep
dat een werknemer voor wie geen mogelijkheden meer bestaan om te re-integreren
bij de werkgever bij wie hij op het moment waarop hij uitviel werkzaam was,
meer kans maakt bij een nieuwe werkgever wanneer deze werkgever weet dat een
eventuele loondoorbetalingsverplichting wordt gedekt door de no-riskpolis van
artikel 29b van de ZW als de werknemer opnieuw uitvalt. Wanneer de
re-integratie al voor bereiken van het einde van de wachttijd is geslaagd, in
die zin dat de werknemer een nieuwe werkgever heeft gevonden, bestaat volgens
de Centrale Raad van Beroep geen noodzaak voor de no-riskpolis.
Ook de Centrale Raad van Beroep verwijst voor de bedoeling
van de wetgever naar de hierboven genoemde Nota naar aanleiding van het
verslag, waaraan het volgende wordt ontleend (onderstreping van mij, JvZ):
"Met de voorwaarden in artikel 29b, eerste lid
onderdeel c, van de Ziektewet wordt voorzien in toekenning van aanspraak op
ziekengeld (no risk polis) voor werknemers die per einde wachttijd minder dan
35% arbeidsongeschikt blijken te zijn en die wegens ziekte of gebrek toch
aangewezen zijn op werk in een nieuwe dienstbetrekking.
(…) Als de werknemer op proef gewerkt heeft bij de nieuwe
werkgever tijdens de wachttijd, is dat geen belemmering om de no risk polis
beschikbaar te stellen als de dienstbetrekking na einde wachttijd wordt
aangegaan. Is er al vóór dat moment sprake van een geslaagde re-integratie door
middel van een nieuwe dienstbetrekking, dan is er geen noodzaak om voor het
aangaan van die dienstbetrekking een no risk polis ter beschikking te stellen.”
Op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is kritiek
mogelijk omdat:
de Centrale Raad van Beroep zijn standpunt niet
uitwerkt volgens welke de tekst van de wet tot deze conclusie zou dwingen niet
uitwerkt, waardoor ook niet wordt uitgelegd waarom de zinsnede onder onderdeel
2°: "op de eerste dag van elf weken voorafgaand aan die dag geen
dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever” niet aan dat
standpunt in de weg staat;
de Centrale Raad van Beroep bij zijn beroep op
de wetsgeschiedenis niet vermeldt dat daar ook nog het volgende is vermeld: "Om die reden is als beoordelingsmoment voor
het bestaan van een andere dienstbetrekking gekozen voor 13 weken vóór het
einde van de wachttijd.”
Een meer volledige weergave van de relevante passage uit de
Nota naar aanleiding van het verslag luidt als volgt (onderstreping van mij,
JvZ):
"De leden van de PvdA-fractie vragen in te gaan op de
inhoud van het hergeformuleerde eerste lid, onderdeel c, van artikel 29b van de
Ziektewet dat ziet op de zogeheten 35-min groep. Zij willen weten welke
voorwaarden gelden voor de toekenning van deze faciliteit. Meer in het
bijzonder vragen zij of de tweede voorwaarde aldus moet worden gelezen dat een
werknemer die op proef hervat bij een ander bedrijf zijn no risk status
kwijtraakt wanneer hij binnen de periode van twee jaar minus dertien weken in
dienst treedt bij een andere werkgever, terwijl hij deze behoudt wanneer de
aanvaarding van het nieuwe dienstverband plaats heeft na ommekomst van of in de
laatste drie maanden van de wachttijd.
(…..)
Met de voorwaarden in artikel 29b, eerste lid
onderdeel c, van de Ziektewet wordt voorzien in toekenning van aanspraak op
ziekengeld (no risk polis) voor werknemers die per einde wachttijd minder dan
35% arbeidsongeschikt blijken te zijn en die wegens ziekte of gebrek toch
aangewezen zijn op werk in een nieuwe dienstbetrekking. In het oorspronkelijke
voorstel van wet voor de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen (hierna: wet IWIA) was in het geheel niet voorzien in een no
risk polis voor werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn per einde
wachttijd. Uitgangspunt in de wet is immers dat alleen voor personen die ten
minste 35% arbeidsongeschikt zijn de instrumenten van toepassing moeten zijn en
dat voor werknemers bij wie dit niet het geval is, geen bijzondere instrumenten
noodzakelijk zijn. Naar aanleiding van het debat met de Tweede Kamer is
toegezegd dat hierin alsnog zal worden voorzien en is dit ook geschied bij nota
van wijziging op de wet IWIA. In dat voorstel gold als belangrijke voorwaarde
dat de werknemer niet al tijdens een bepaalde periode voorafgaand aan het einde
van de wachttijd werkzaam was bij een andere werkgever, al dan niet in
dienstbetrekking. Deze voorwaarde bleek niet goed uitvoerbaar omdat het UWV
niet eenduidig kan vaststellen of een werknemer in een periode tijdens de
wachttijd in of buiten dienstbetrekking voor een andere werkgever werkzaam is
geweest.
Daarom wordt nu voor de toepasselijkheid van de no
risk polis als voorwaarde gesteld dat de werknemer 13 weken voor het einde van
de wachttijd geen dienstbetrekking heeft met een andere werkgever dan de eigen
werkgever. Per einde wachttijd moet voor alle betrokken partijen duidelijkheid
bestaan of wel of geen no risk polis beschikbaar is als de werknemer een
dienstbetrekking aangaat met een werkgever. Om die reden is als beoordelingsmoment
voor het bestaan van een andere dienstbetrekking gekozen voor 13 weken vóór het
einde van de wachttijd. Het UWV heeft dan voldoende gelegenheid om dit vast
te stellen, zodat de noodzakelijke duidelijkheid per einde wachttijd kan worden
geboden. Als de werknemer op proef gewerkt heeft bij de nieuwe werkgever
tijdens de wachttijd, is dat geen belemmering om de no risk polis beschikbaar
te stellen als de dienstbetrekking na einde wachttijd wordt aangegaan. Is er al
vóór dat moment sprake van een geslaagde reïntegratie door middel van een
nieuwe dienstbetrekking, dan is er geen noodzaak om voor het aangaan van die
dienstbetrekking een no risk polis ter beschikking te stellen.”
Wat van deze kritiek ook zij: om het recht op
Ziektewetuitkering (de no-riskpolis) te doen ontstaan, mag de werknemer die
minder dan 35% arbeidsongeschikt is pas na het einde van de wachttijd in dienst
van een andere werkgever gaan werken. Tot die tijd is detachering door de
werkgever bij deze andere werkgever de aangewezen weg om het recht op
Ziektewetuitkering (de no-riskpolis) niet te verspelen.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 10 maart 2025: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 11 maart 2025: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 12 maart 2025: Van der Valk Hotel Zwolle
- donderdag 13 maart 2025: Van der Valk Hotel Dordrecht
- dinsdag 18 maart 2025: Van der Valk Hotel EINDHOVEN*
- woensdag 19 maart 2025: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 20 maart 2025: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
* Let op: de bijeenkomst is dus eenmalig NIET in Van der Valk Hotel Best.
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van woensdag 19 maart 2025 en donderdag 20 maart 2025.
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!