Premiedifferentiatie en eigenrisicodragen Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters

Jaar en kwartaal
2012, 4e kwartaal
Nummer
1

Bronnen:
  • Wet van 01-10-2012 tot wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters), Staatsblad 2012, 464
  • Besluit van 13-10-2012 tot vaststelling van het tijdstip van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, Staatsblad 2012, 483 
  • Besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, Staatsblad 2012, 494
  • Besluit van 31 oktober 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, Staatsblad 2012, 494 
  • Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 oktober 2012, IVV/FB/2012/15778, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters en enige wijzigingen in de sectorindeling, Staatscourant 2012, 22245 



Op 4 oktober 2012 is de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters in het Staatsblad gepubliceerd. Die wet heeft belangrijke gevolgen voor werkgevers. De belangrijkste delen van de wet treden pas in 2014 en 2016 in werking. Werkgevers zullen de gevolgen van de wet ook pas dan echt merken. Maar de feiten op basis waarvan de wet dan wordt toegepast, zijn de feiten van nu. Werkgevers die deze feiten in hun voordeel willen beïnvloeden moeten daarom nu in actie komen en preventieve maatregelen nemen.

Kleine, middelgrote en grote werkgevers

De gevolgen van de wet doen zich op verschillende wijze voelen voor verschillende categorieën werkgevers: kleine, middelgrote en grote. 

Kleine werkgevers zijn werkgevers met een premieplichtig loon dat kleiner is dan of gelijk aan tien maal het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer. Grote werkgevers zijn werkgevers met een premieplichtig loon dat groter is dan honderd maal het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer. Middelgrote werkgevers vormen de tussengroep: werkgevers met een premieplichtig loon groter dan tien en kleiner dan of gelijk aan honderd maal het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer. Het premieplichtige loon waar het om gaat wordt berekend over het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de toepassing van de wet betrekking heeft. 

Voor 2013 zou het volgende gelden:

  • kleine werkgevers zijn werkgevers met een premieplichtig loon in 2011 kleiner dan of gelijk aan € 303.000;
  • middelgrote werkgevers zijn werkgevers met een premieplichtig loon in 2011 groter dan € 303.000 maar kleiner dan of gelijk aan € 3.030.000;
  • grote werkgevers zijn werkgevers met een premieplichtig loon in 2011 groter dan € 3.030.000.

Voor kleine werkgevers zijn de gevolgen van de wet beperkt. Voor grote werkgevers gelden de gevolgen van de wet in volle omvang. Voor middelgrote werkgevers gelden de gevolgen van de wet sterker naar mate het premieplichtig loon dichter bij de grens met grote werkgevers ligt en minder sterk naar mate het premieplichtig loon dichter bij de grens met kleine werkgevers ligt.

Vangnetters
 
De "vangnetters” waarop de wet betrekking heeft zijn werknemers die geen werkgever hebben die hen tijdens ziekte in de eerste 104 weken het loon doorbetaalt. Het gaat dan om zieke uitzendkrachten, zieke werknemers die tijdens de proeftijd zijn ontslagen of waarvan het contract tijdens ziekte afliep en zieke werklozen. Zij worden vangnetters genoemd, omdat zij bij gebreke van doorbetaling van loon tijdens de eerste 104 weken van ziekte een Ziektewetuitkering krijgen en aldus in het vangnet van de Ziektewet vallen. 

Er zijn ook werknemers die een Ziektewetuitkering krijgen en die nog wel een werkgever hebben die hen het loon doorbetaalt. Het gaat dan om werkneemsters die ziek zijn vanwege zwangerschap of bevalling, werknemers met een structurele functionele beperking (met name werknemers met een WAO- of WIA-uitkering maar ook anderen) en werknemers die ziek zijn door orgaandonatie. Op deze werknemers heeft de wet geen betrekking.

Ook op de zieke werklozen heeft de wet geen betrekking. Voor wat betreft de gevolgen van de wet voor werkgevers heeft de wet per saldo betrekking op werknemers met een tijdelijk contract die ziek uit dienst gaan (omdat zij bij het einde van hun contract ziek zijn en hun contract niet wordt verlengd) en op werknemers die tijdens de proeftijd worden ontslagen en ziek zijn. Deze groep werknemers wordt ook wel aangeduid als "flexwerkers” in tegenstelling tot werknemers met een "vast contract”.

 
Achtergrond en doelstelling van de wet 
 
Door allerlei wetgevende maatregelen is de instroom van vaste werknemers in de WIA de afgelopen jaren gedaald. De instroom van vangnetters is echter gelijk gebleven. Hoewel vangnetters maar een beperkt deel uitmaken van het verzekerdenbestand, zijn zij inmiddels verantwoordelijk voor meer dan de helft van de instroom in de WIA. Doordat zij geen werkgever meer hebben die hen kan re-integreren, is voor hen de kans veel groter dat zij bij ziekte na 104 weken aanspraak moeten maken op een WIA-uitkering. De wetgever ziet zich gedwongen om dit probleem op te lossen en heeft daarbij teruggegrepen op een al eerder beproefd recept: de individuele werkgever verantwoordelijk maken voor de arbeidsongeschiktheid en de re-integratie en dus de werkgever individueel laten betalen voor de uitkeringen. Dat betalen kan in de vorm van een hogere gedifferentieerde premie die aan het UWV betaald moet worden als een vangnetter een uitkering krijgt (premiedifferentiatie) of door de werkgever zelf de uitkering van de vangnetter te laten betalen (eigenrisicodragen). Het laatste risico wordt dan doorgaans bij een verzekeringsmaatschappij verzekerd.

Een langdurig arbeidsongeschikte werknemer kan de grote werkgever in totaliteit meer dan zeven jaarsalarissen kosten als de werkgever eigenrisicodrager is, en nog veel meer als de werkgever geen eigenrisicodrager is. Een dergelijke kostenpost kan voortaan ook ontstaan als een werknemer met een tijdelijk contract ziek uit dienst gaat. Voorheen kwamen deze kosten overigens ook al voor rekening van de werkgever, maar werden deze landelijk of per sector omgeslagen over alle werkgevers c.q. over alle werkgevers in een bepaalde sector, met als gevolg dat een werkgever er eigenlijk niets van merkte als aan een (ex-) werknemer een uitkering werd toegekend.

Premiedifferentiatie

Met ingang van 1 januari 2014 wordt premiedifferentiatie ingevoerd voor wat betreft de Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters. Dat wil zeggen dat de premie die de werkgever aan het UWV moet betalen, hoger wordt indien aan een werknemer die ziek uit dienst is gegaan een Ziektewetuitkering of een WGA-uitkering wordt toegekend. Het moet dan gaan om uitkeringen die op of na 1 januari 2012 zijn toegekend. De premie van een kalenderjaar wordt steeds beïnvloed door de uitkering die twee jaar eerder is betaald. Voor de premie van 2014 gaat het dus om werknemers die in 2012 een uitkering hebben ontvangen. Voor wat betreft Ziektewetuitkeringen zijn dat werknemers die in 2012 ziek zijn uitgevallen. Voor wat betreft WGA-uitkeringen zijn dat werknemers die in 2010 ziek zijn uitgevallen en die na 104 weken wachttijd in 2012 een WGA-uitkering hebben gekregen.

Eigenrisicodragen

Net als bij de WGA-uitkeringen van vaste werknemers kunnen werkgevers er voor kiezen om eigenrisicodrager te worden. Als eigenrisicodrager betalen zij niet de gedifferentieerde premie maar moeten zij de Ziektewet- of WGA-uitkering zelf betalen. Eigenrisicodrager worden voor de Ziektewet kan nu al. Vanaf 2013 is daarvoor geen garantie van een bank of verzekeringsmaatschappij meer vereist, hetgeen betekent dat de werkgever kan besluiten het risico zelf te dragen zonder dat te verzekeren. Eigenrisicodragen voor de WGA-uitkering van vangnetters kan echter pas vanaf 2016. Daarvoor blijft ook een garantie (en dus een verzekering) vereist. Werkgevers zijn dus verplicht om in 2014 en 2015 een gedifferentieerde premie betalen die verhoogd wordt vastgesteld als na 1 januari 2012 een WGA-uitkering is toegekend aan een werknemer die ziek uit dienst is gegaan. Eigenrisicodragen voor WGA-uitkeringen is vanaf 2016 alleen nog mogelijk als dat voor vaste werknemers en vangnetters gezamenlijk gebeurt. 

Verschillende gevolgen voor kleine, middelgrote en grote werkgevers

Voor kleine werkgevers geldt dat de gedifferentieerde premie voor zowel de Ziektewetuitkeringen van vangnetters als voor de WGA-uitkeringen van vangnetters en vaste werknemers vanaf 2014 per sector wordt vastgesteld. De individuele premiedifferentiatie voor de WGA-uitkeringen van vaste werknemers vervalt dan. 

Voor grote werkgevers geldt daarentegen dat vanaf 2014 een gedifferentieerde premie geldt die individueel wordt vastgesteld voor zowel de Ziektewetuitkeringen van vangnetters als voor de WGA-uitkeringen van vangnetters. 

De gedifferentieerde premie van middelgrote werkgevers wordt deels sectoraal en deels individueel vastgesteld, waarbij het deel dat sectoraal wordt vastgesteld groter is naarmate het premieplichtig loon dichter bij de grens met de kleine werkgevers ligt en dat het deel dat individueel wordt vastgesteld groter is naarmate het premieplichtig loon dichter bij de grens met de grote  werkgevers ligt. Er is daarbij sprake van een glijdende schaal.

Overstap naar eigenrisicodragen

Werkgevers die besluiten om eigenrisicodrager voor de Ziektewet te worden hebben het voordeel dat zij de uitkeringen van werknemers die al ziek zijn en dus al een Ziektewetuitkering hebben, niet zelf hoeven te gaan betalen. Dit zogenaamde "inlooprisico” wordt gefinancierd uit een premie die alle werkgevers, ongeacht of zij eigenrisicodrager zijn of niet, aan het UWV moeten betalen. Uit die premie betaalt het UWV de Ziektewetuitkeringen van de (ex-) werknemers van de werkgevers die inmiddels eigenrisicodrager zijn geworden (ook wel aangeduid als "staartlasten”).

Werkgevers die besluiten eigenrisicodrager voor de WGA te worden moeten echter ook de WGA-uitkeringen van werknemers die al ziek zijn of die al een WGA-uitkering hebben zelf betalen. Verzekeren van dat risico vergt doorgaans betaling van een aanzienlijke koopsom. Voor kleine werkgevers die besluiten eigenrisicodrager voor de WGA te worden geldt daarentegen dat zij de WGA-uitkering van werknemers die al ziek zijn geworden voordat de werkgever eigenrisicodrager werd (het inlooprisico) niet zelf behoeven te betalen. En ook hier geldt weer dat middelgrote werkgevers het inlooprisico gedeeltelijk zelf moeten betalen en dat dit deel groter is naarmate de loonsom van de werkgever dichter bij de grens met de grote werkgever ligt.

Voor welke (ex-) werknemers gelden de gevolgen voor de premiedifferentiatie en het eigenrisicodragen?

Bepalend voor de toerekening van de Ziektewet- of WGA-uitkering van een vangnetter aan de werkgever (zowel aan de werkgever die gedifferentieerde premie betaalt als de werkgever die eigenrisicodrager is), is de eerste dag van arbeidsongeschiktheid. Indien deze vóór het einde van de arbeidsovereenkomst met de werkgever ligt, wordt de uitkering aan de werkgever toegerekend. Onduidelijk is of dat ook geldt voor de werknemer die ziek wordt na het einde van de arbeidsovereenkomst maar binnen vier weken nadat een eerdere periode van ziekte is geëindigd, indien de laatste dag van deze ziekteperiode nog wel binnen het einde van het dienstverband ligt. Doorgaans wordt dan geacht sprake te zijn van een doorlopende ziekteperiode (met dus een eerste ziektedag binnen het dienstverband), maar de wettelijke bepaling waar het om gaat lijkt te zien op de berekening van het einde van de wachttijd van 104 weken en niet op het bepalen van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid. Uit kringen van overleg met het Ministerie en het UWV is vernomen dat het UWV zich op het standpunt zou stellen dat elke ziekmelding binnen vier weken na het einde van het dienstverband aan de werkgever zou worden toegerekend (hetgeen ons in elk geval onjuist lijkt indien er geen eerste dag van arbeidsongeschiktheid is binnen het dienstverband met de werkgever), tenzij de werknemer eerst een WW-uitkering zou hebben aangevraagd en daarna ziek zou zijn geworden.

Vóór 2012 toegekende Ziektewet- en WGA-uitkeringen worden in elk geval niet aan de werkgever toegerekend (omdat het UWV van die uitkeringen niet heeft geregistreerd aan welke werkgever zij toegerekend zouden moeten worden).

Gevolgen van de wet voor (middel)grote werkgevers

Grote en middelgrote werkgevers zullen vanaf 2014 geconfronteerd worden met een hogere gedifferentieerde premie als (ex-) werknemers ziek uit dienst zijn gegaan en in 2012 een Ziektewet- of WGA-uitkering hebben ontvangen. Voor de Ziektewetuitkeringen betreft het werknemers die in 2012 ziek zijn geworden, voor de WGA-uitkeringen werknemers die in 2010 ziek zijn geworden. Aan de betaling van de gedifferentieerde premie voor de Ziektewetuitkeringen kan de werkgever ontkomen door per 1 januari 2014 eigenrisicodrager te worden, maar aan de betaling van gedifferentieerde premie voor de WGA-uitkeringen van vangnetters kan de werkgever in de jaren 2014 en 2015 niet ontkomen omdat eigenrisicodragen pas in 2016 mogelijk is. Bovendien geldt dan een inlooprisico.

Werkgevers die nu eigenrisicodrager zijn voor de WGA-uitkeringen van vaste werknemers zullen zich in 2015 geplaatst zien voor de keuze om ofwel in 2016 ook eigenrisicodrager te worden voor de WGA-uitkeringen van vangnetters, ofwel om het eigenrisicodragen voor de WGA-uitkeringen in 2016 in zijn geheel te beëindigen. Het eerste leidt waarschijnlijk tot een forse premiestijging. Het laatste betekent dat de werkgever weer gedifferentieerde premie aan het UWV moet gaan betalen. In de eerste vier jaren is dat overigens nog voordelig, omdat de werkgever dan de minimumpremie betaalt. Alle lopende WGA-uitkeringen moeten namelijk door de voormalige verzekeraar betaald worden. De eerste premiestijging komt twee jaar nadat WGA-uitkeringen zijn toegekend aan (ex-) werknemers die ziek zijn geworden nadat het eigenrisicodragen is beëindigd. Omdat WGA-uitkeringen pas na twee jaar arbeidsongeschiktheid worden toegekend, is de minimumpremie voor de eerste vier jaar verzekerd. Daarna gaat echter de gedifferentieerde premie stijgen als aan (ex-) nieuwe WGA-uitkeringen zijn toegekend. De afgelopen jaren betekende die premiestijging dat de premie ruim het dubbele kostte van het uitkeringsbedrag dat tot die premiestijging aanleiding gaf. Gedifferentieerde premie betalen is dus erg duur. Bij een nieuwe overstap naar eigenrisicodragen geldt bovendien dat het inlooprisico dat dan inmiddels weer zou zijn ontstaan bij de verzekeraar moet worden afgekocht met een hoge koopsom. 

Wat kunnen werkgevers doen om deze gevolgen te beperken?

De nieuwe wetgeving is complex. Het is niet gemakkelijk om deze te bevatten, om alle gevolgen daarvan te overzien en alle effecten daarvan te voorzien. Vooralsnog lijken de volgende adviezen op zijn plaats.

1. Eigenrisicodrager Ziektewet worden
Werkgevers zouden in 2013 allereerst dienen te onderzoeken of zij per 1 januari 2014 eigenrisicodrager voor de Ziektewet willen worden. In dat geval zijn de Ziektewetuitkeringen die tot die datum zijn toegekend niet voor rekening van de werkgever. Daartegenover komen alle Ziektewetuitkeringen die na die datum worden toegekend aan werknemers die ziek uit dienst gaan, voor rekening van de werkgever en dient de werkgever ook aan de wettelijke verplichtingen te voldoen die voor eigenrisicodragers van Ziektewetuitkeringen gelden. De verplichtingen als eigenrisicodrager voor Ziektewetuitkeringen gaan verder dan die welke gelden voor eigenrisicodragers van WGA-uitkeringen, bijvoorbeeld voor wat betreft het voorbereiden van besluiten die het UWV vervolgens neemt, al kan de werkgever die werkzaamheden ook tegen betaling door het UWV laten doen.

2. Re-integratie vangnetters bevorderen
Verder zouden werkgevers de gevolgen van de premiedifferentiatie van de WGA-uitkeringen van vangnetters in 2014 en 2015 en de eventuele stijging van de premie voor het WGA-eigenrisicodragen in 2016, die het gevolg zou zijn van een keuze om eigenrisicodrager te blijven, kunnen beperken door de re-integratie te bevorderen van werknemers die in of na 2010 ziek uit dienst zijn gegaan. Weliswaar heeft de ex-werkgever niet de re-integratieverantwoordelijkheid zo lang deze nog geen eigenrisicodrager is, maar de re-integratie kan toch worden bevorderd door deze werknemers een proefplaatsing (werken met behoud van uitkering) of een tijdelijk contract aan te bieden, zodat werkhervatting mogelijk is en herstel kan worden bevorderd.

3. Registratie van vangnetters
Werkgevers zouden er tenminste voor moeten zorgen dat zij overzicht krijgen op het bestand van vangnetters met (mogelijk) een Ziektewet- of WGA-uitkering door te registreren welke werknemers ziek uit dienst zijn gegaan. Gelet op de onduidelijkheid ten aanzien van de vraag of ook werknemers meetellen die binnen vier weken na uitdiensttreding ziek zijn geworden (zie boven), zou deze registratie ook de werknemers dienen te omvatten waarvan een periode van ziekte is geëindigd vier weken voor het einde van het dienstverband. Een dergelijke registratie kan een belangrijke rol spelen bij het beperken van de premiestijging van het WGA-eigenrisicodragen in 2016.

4. Aangaan van tijdelijke arbeidsovereenkomsten
De nieuwe wetgeving vereist van werkgevers een geheel andere opstelling ten opzichte van werknemers met een tijdelijk contract. Niet langer betekent het einde van een arbeidsovereenkomst dat vóór de eventuele ingangsdatum van de WIA-uitkering is gelegen ook het einde van de kosten van arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Hoewel medische keuringen niet zijn toegestaan, lijkt voorzichtigheid met het aangaan van tijdelijke arbeidsovereenkomsten geboden als het gaat om werknemers met een bovengemiddelde kans op ziekteverzuim.

5. Ontslag
In geval van uitdiensttreding of ontslag van werknemers zouden werkgevers dienen te bevorderen dat zo mogelijk een eventuele periode van ziekte die voorafgaat aan het einde van de arbeidsovereenkomst, uiterlijk op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst (maar liefst nog vier weken eerder) eindigt. Indien ziekmelding bij het UWV heeft plaatsgevonden (uiterlijk na 42 weken), dan dient hersteldmelding plaats te vinden. Bevorderd dient te worden dat de werknemer na het einde van de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk een WW-uitkering (en geen Ziektewetuitkering) aanvraagt.

6. Registratie no risk-polis
Ziektewet- en WGA-uitkeringen komen, ook na 2014, niet voor rekening van de werkgever als het gaat om een uitkering aan een werknemer die een "structurele functionele beperking” heeft: de zogenaamde "no risk-polis”. Dit betreft onder meer werknemers met een WAO-,  Wajong- of WIA-uitkering. De groep werknemers waar het om gaat is tamelijk divers en werkgevers hebben heel vaak niet in beeld om welke werknemers het in hun geval gaat. Het is voor werkgevers zaak een sluitende registratie te krijgen van de werknemers voor wie deze no risk-polis zou gelden.

7. Bezwaar en beroep
Het kritisch volgen van beslissingen van het UWV tot toekenning van Ziektewet- en WGA-uitkeringen aan (ex-) werknemers en het afdwingen van tijdige herbeoordelingen is dringend noodzakelijk om te voorkomen dat het UWV op onjuiste gronden een uitkering toekent of deze uitkering te lang laat voortduren. Toetsen van de juistheid van beslissingen kan door het instellen van bezwaar (en later eventueel beroep en hoger beroep). De advocaat van de werkgever kan daarbij inzage krijgen in de medische gegevens van de werknemer, zij het dat daarbij dan voor de advocaat een geheimhoudingsplicht kan gelden ten opzichte van de werkgever. Het afdwingen van herbeoordelingen kan geschieden door daartoe een aanvraag in te dienen op een daartoe geëigend tijdstip. Kennis omtrent het geëigende tijdstip kan worden gekregen door tegen de voorgaande beslissing bezwaar te maken en in dat verband kennis te nemen van de onderliggende medische stukken.