procedure tegen Nederlandse Staat wegens verhaal van WGA-premie op nettoloon werknemer

Jaar en kwartaal
2007, 2e kwartaal
Nummer
4

Bronnen:

  • Het Financieele Dagblad 26 maart 2007
  • Artikel 34 lid 2 Wet financiering sociale verzekeringen
  • Toelichting op Regeling Wfsv, Staatscourant 13 december 2005, nr. 242, blz. 14-20 
 De werkgever is bevoegd om de helft van de gedifferentieerde WGA-premie c.q. de helft van de premie voor een verzekering van het eigenrisicodragen op de werknemer te verhalen. De ministeriële voorwaarden waaronder dit verhaal volgens de wet plaats kan vinden zijn te vinden in de artikelen 3.16 – 3.18 van de Regeling Wfsv. De tekst daarvan luidt als volgt:

Afdeling 4. Verhaal op werknemer 

Artikel 3.16. Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder eigenrisicodrager: de werkgever aan wie op grond van artikel 40 van de Wfsv toestemming is verleend het risico te dragen van de betalingen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wfsv.

Artikel 3.17. Bepaling kosten verhaal

eigenrisicodrager
De kosten, die op grond van artikel 41, eerste lid, van de Wfsv voor verhaal op een werknemer in aanmerking komen worden vastgesteld op een percentage van het loon van de werknemer. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het totaal van de in het premiebetalingstijdvak te verwachten betalingen van WGA-uitkeringen of in het voorgaande premiebetalingstijdvak betaalde WGA-uitkeringen overeenkomstig artikel 82 van de Wet WIA te delen door het totaal van het premieplichtig loon dat in dat premiebetalingstijdvak ten laste komt of is gekomen van de eigenrisicodrager.Indien na afloop van het kalenderjaar blijkt, dat de te verwachten bedragen in een premiebetalingstijdvak afwijken van de gerealiseerde bedragen, kan indien dit zou leiden tot een ander bedrag van de kosten voor het verhaal, het bedrag van het verhaal in het premiebetalingstijdvak volgend op dat premiebetalingstijdvak worden herzien tot ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 41, eerste lid. 

Artikel 3.18.

In afwijking van artikel 3.17 is de eigenrisicodrager in het jaar 2006 bevoegd, met toepassing van artikel 34, tweede lid, en artikel 122b van de Wfsv de door hem verschuldigde basispremie WGA, bedoeld in artikel 122b van de Wfsv, tot ten hoogste de helft op een werknemer te verhalen.

Over het verhaal van de gedifferentieerde WGA-premie staat dus niets in de Regeling Wfsv. In de Toelichting op de Regeling staat echter dat het verhaal moet plaatsvinden op het netto loon van de werknemer:

1.4. Regeling verhaal op werknemer
In afdeling 4 van hoofdstuk 3 zijn bepalingen opgenomen over het verhaal van kosten van de eigenrisicodrager op de werknemer. Hieronder wordt dit nader toegelicht. Via de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is in artikel 34, tweede lid, en artikel 41, eerste lid, van de Wfsv voor werkgevers de mogelijkheid gecreëerd de WGA-lasten tot een maximum van 50% te verhalen op werknemers. Artikel 34 heeft betrekking op de publiek verzekerde werkgevers: ‘De werkgever kan de met betrekking tot een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas (…) onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer’; Artikel 41, eerste lid, regelt voor eigenrisicodragers: ‘De eigenrisicodrager en de startende werkgever (…), kunnen de bij ministeriële regeling genoemde kosten met betrekking tot een werknemer ten behoeve van het eigenrisicodragen onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer’. Daarnaast bevat artikel 122b, tweede lid, van de Wfsv nog een overgangsbepaling voor het jaar 2006. In deze afdeling zijn de te verhalen WGA-lasten geregeld in de structurele situatie (vanaf 2007) in geval van publieke verzekering, eigenrisicodragen zonder dan wel met private verzekering. Tevens zijn de in het overgangsjaar 2006 te verhalen lasten geregeld. In deze toelichting wordt verder ingegaan op de voorwaarden voor de verhaalsmogelijkheid. Algemene vormgeving verhaalsmogelijkheid. De verhaalsmogelijkheid is zodanig vormgegeven, dat de werkgever van de publieke premie of eigenrisicodragerslasten (zie voor een nadere uitwerking de paragraaf Nadere uitwerking verhaalsmogelijkheid in de structurele situatie, onderdeel a) maximaal 50% op het netto loon van zijn werknemers mag verhalen. De werkgever kan het verhaalde bedrag zelf houden en hoeft dit niet aan de Belastingdienst af te dragen. Door deze uitwerking blijft de WGA-premie een werkgeverspremie. De verhaalsmogelijkheid leidt niet tot het splitsen van de WGA-premie in een werkgevers- en een werknemersdeel. Werkgevers dragen de publieke gedifferentieerde premie of de eigenrisicodragerslasten. Voor wat betreft de premieafdracht of eigenrisicodragerslasten is er alleen sprake van contacten tussen werkgevers en de publieke uitvoering (UWV en Belastingdienst). De verhaalsmogelijkheid is een transactie tussen werkgevers en werknemers onderling.Hierdoor zijn de extra kosten of lasten voor de publieke uitvoering (UWV en Belastingdienst) als gevolg hiervan, nihil. Nadere uitwerking verhaalsmogelijkheid in de structurele situatie. De verhaalsmogelijkheid in de structurele situatie (vanaf 2007) voor de verschillende posities (publieke verzekering, eigenrisicodragen met private verzekering en eigenrisicodragen zonder private verzekering) is als volgt vormgegeven: 

a. Publieke verzekering
In artikel 34, tweede lid, van de Wfsv is geregeld, dat in geval van publieke verzekering de werkgever maximaal 50% van de publieke gedifferentieerde WGA-premie (de premie voor de Werkhervattingskas) mag verhalen op werknemers. Voor de te verhalen lasten is geen nadere regelgeving nodig. Het gaat om de WGA-premie, die de werkgever inhoudt op het loon van een werknemer. Het bedrag dat verhaald kan worden op die werknemer is ten hoogste de helft van de door de werkgever voor die werknemer verschuldigde premie. Het te verhalen bedrag verschilt dus per werknemer. Aparte aandacht vergt de eventuele verhaalsmogelijkheid voor het UWV in de werkgeversrol ten aanzien van uitkeringsgerechtigden zonder werkgever. Door ook het UWV een verhaalsmogelijkheid toe te kennen, wordt mogelijk voorkomen dat uitkeringsgerechtigden niet met een verhaalsmogelijkheid worden geconfronteerd en degenen zonder uitkering niet. Dat zou, ondanks het streven van sociale partners naar compensatiemaatregelen voor werknemers, afbreuk kunnen doen aan het uitgangspunt van de WIA dat werken moet lonen en meer werken meer moet lonen. Het UWV is over de uitkering ook gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas verschuldigd. Hiervoor wordt op grond van artikel 38a van de Wfsv een apart percentage vastgesteld ter hoogte van het rekenpercentage, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv. Artikel 34 is ook voor het UWV van toepassing, zodat ook voor het te verhalen bedrag geen aparte regeling noodzakelijk is. De praktische invulling van de verhaalsmogelijkheid door het UWV wordt vormgegeven in overleg met het UWV. 

b. Eigenrisicodragen zonder private verzekering
De in de Stichting van de Arbeid (STAR) vertegenwoordigde centrale organisaties van werkgevers en werknemers, hebben voorgesteld een fictieve premie te introduceren voor de positie van eigenrisicodragen zonder private verzekering. De mogelijkheid om dit voorstel te effectueren, is geregeld in artikel 41, eerste lid, van de Wfsv. In artikel 3.17 van deze regeling is bepaald dat onder fictieve premie wordt verstaan de eigenrisicodragerslasten gedeeld door de loonsom. Dit vergt dat aan het begin van enig premiejaar de WGA-lasten (en de loonsom) worden geschat. Geregeld wordt dat de eigenrisicodrager WGA zijn schatting van de WGA-lasten mag baseren op de in het betreffende jaar te verwachten lasten, dan wel op de in het voorafgaande jaar gerealiseerde lasten. Als grondslag voor de verhaalsmogelijkheid gelden de vooraf geschatte WGA-lasten en loonsom. Deze kunnen afwijken van de gerealiseerde lasten en/of loonsom. Daarom is een correctiemogelijkheid gecreëerd. Hiermee wordt het mogelijk het in enig jaar te veel of te weinig op werknemers verhaalde deel, te corrigeren in het daarop volgende jaar. 

c. Eigenrisicodragen met private verzekering
De STAR heeft voorgesteld de premie voor de private verzekering als uitgangspunt te nemen voor de verhaalsmogelijkheid. De regering heeft dit voorstel overgenomen en in de onderhavige regeling nader uitgewerkt, waarbij er vanuit is gegaan dat de private verzekering de wettelijke WGA-lasten die onderhevig zijn aan eigenrisicodragen, dekt. Omdat de private verzekering mogelijk meer of minder dekt dan de wettelijke WGA-lasten die onderhevig zijn aan eigenrisicodragen, geldt dat als grondslag voor de verhaalsmogelijkheid geldt de private premie, doch niet meer dan de fictieve premie (zoals bedoeld onder punt b). De fictieve premie is immers gekoppeld aan de wettelijke WGAlasten. Dit is geregeld in artikel 41, tweede lid, van de Wfsv. Grondslag voor de verhaalsmogelijkheid in 2006 In 2006 is sprake van een overgangssituatie in de financiering van de WGA. Er geldt géén premiedifferentiatie, maar er is wel de mogelijkheid van eigenrisicodragen. Voor publiek verzekerde werkgevers is in artikel 122b, tweede lid, van de Wfsv als grondslag voor de verhaalsmogelijkheid geregeld de WGA-component in de Aof-premie 2006 (basispremie). Voor eigenrisicodragers WGA in 2006 is gekozen voor dezelfde grondslag als voor publiek verzekerde werkgevers. Dit wordt geregeld in artikel 3.18. Als gevolg hiervan geldt voor alle werkgevers in 2006 eenzelfde grondslag voor de verhaalsmogelijkheid. Daarnaast heeft dit om de volgende reden de voorkeur. Er geldt een beslistermijn van 26 weken van het UWV op aanvragen voor eigenrisicodragen WGA per 29 december 2005. Dit leidt ertoe, dat in het uiterste  geval pas rond 1 juli 2006 definitief uitsluitsel ontstaat over deze aanvragen. Door niet de private premie of fictieve premie als grondslag voor de verhaalsmogelijkheid te regelen, is het al dan niet honoreren van deze aanvragen geen complicatie voor het verhalen van lasten op werknemers. De WGA-component in de Aof-premie zijn alle bedrijven immers verschuldigd. Nadere voorwaarden voor de verhaalsmogelijkheid In artikel 34, tweede lid, en artikel 41, eerste lid, van de Wfsv is opgenomen, dat bij ministeriële regeling voorwaarden worden gesteld aan het verhalen van WGA-lasten op werknemers. De regering heeft deze mogelijkheid getroffen om desgewenst bij lagere regelgeving te kunnen regelen dat over het verhalen van lasten overeenstemming moet bestaan tussen werkgever en (een vertegenwoordiging van) werknemers. De STAR heeft laten weten het verhalen van WGA-lasten op te vatten als een eenzijdige bevoegdheid van werkgevers, uiteraard onder de voorwaarde dat het verhaal niet meer dan 50% van de lasten bedraagt. Omdat de regering naast de genoemde, geen andere voorwaarden op het oog heeft ten aanzien van de verhaalsmogelijkheid, is aan de bevoegdheid om nadere voorwaarden te stellen geen invulling gegeven
.

Het FNV heeft advocaat/belastingadviseur mr. G. van Westen van advocatenkantoor Stibbe ingeschakeld om een procedure te starten tegen de Nederlandse Staat om te bewerkstelligen dat de op de werknemer verhaalde WGA-premie aftrekbaar wordt van de inkomstenbelasting. Het financiële belang van deze procedure wordt geschat op € 290 miljoen per jaar. Daartoe wordt in april 2007 bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing. Daarna gaat de procedure lopen in bezwaar bij de belastingdienst, en in beroep, hoger beroep en cassatie bij de belastingrechter.