Moet
de transitievergoeding, net als de ontslagvergoeding conform de
kantonrechtersformule die vóór de invoering van de Wet werk en zekerheid op 1
juli 2015 soms moest worden betaald, worden afgetopt op het inkomensverlies van
de werknemer tot het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd? Over die vraag
heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een beschikking van 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1845.
In de casus waarover de Hoge Raad
moest oordelen was bij een
scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs sinds 1978 een leraar in dienst,
die op 30 april 2018 de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken. Op 14 november
2011 valt de leraar ziek uit en op 11 november 2013 wordt aan hem een
WGA-uitkering toegekend wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De
werknemer gaat dan gedurende een deel van de werktijd werken, in zijn eigen
functie als leraar. Op 10 november 2014 valt de leraar ook voor dat werk ziek
uit. Per die datum wordt aan hem een IVA-uitkering toegekend, omdat hij niet
alleen volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt wordt geacht. In 2016
vraagt en krijgt de werkgever toestemming van het UWV om de arbeidsovereenkomst
met de leraar op te zeggen. De arbeidsovereenkomst wordt uiteindelijk opgezegd
per 23 augustus 2016. De leraar maakt vervolgens aanspraak op de
transitievergoeding. Als de scholengemeenschap die niet betaalt, verzoekt de
leraar de kantonrechter om de scholengemeenschap te veroordelen om de
transitievergoeding te betalen.
De
kantonrechter is van mening dat het naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als de werknemer de volledige
transitievergoeding zou krijgen, maar dat de werknemer wel recht heeft op een
deel van de transitievergoeding omdat wel sprake is van enige inkomstenderving.
Als
de werknemer hoger beroep instelt, vernietigt het gerechtshof de beschikking
van de kantonrechter en kent het aan de werknemer alsnog de volledige
transitievergoeding toe.
Als
de scholengemeenschap cassatieberoep instelt, moet de Hoge Raad over de zaak
oordelen. Die laat het arrest van het gerechtshof in stand. Volgens de Hoge
Raad moet de rechter terughoudend zijn met het oordeel dat de toepassing van
een wettelijke regel in een bepaald geval naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid onaanvaardbaar is. Dat geldt zeker als die regel dwingendrechtelijk
van aard is (hetgeen betekent dat partijen bij een overeenkomst er niet van af
kunnen wijken). Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen door de
wetgever besloten ligt, zal de rechter daarvan slechts in uitzonderlijke
gevallen mogen afwijken. Voor wat betreft de transitievergoeding stelt de Hoge
Raad vast dat deze dwingendrechtelijk van aard is en dat de wetgever gekozen
heeft voor een abstracte en gestandaardiseerde berekening van de hoogte van de
transitievergoeding, waarbij slechts rekening wordt gehouden met in de wet
genoemde factoren (vooral: de hoogte van het loon en de duur van het
dienstverband). Niet van belang is bijvoorbeeld of de werknemer ander werk
heeft gevonden.
Uit
een tweetal grafieken die zijn opgenomen in de wetsgeschiedenis (Nota naar
aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 2013/14, 33818, nr. 7, p. 70-71)),
leidt de Hoge Raad af dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat een werknemer
die wordt ontslagen kort voor de AOW-gerechtigde leeftijd een
transitievergoeding ontvangt die hoger is dan het loon dat hij zou hebben
ontvangen als hij in dienst zou zijn gebleven. Het gerechtshof heeft daarom
volgens de Hoge Raad terecht de volledige transitievergoeding toegekend.
Door het feit dat de transitievergoeding die bij
het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met langdurig arbeidsongeschikte
werknemers moet worden betaald, door het UWV wordt vergoed, wordt het nu voor
een werknemer wel heel aantrekkelijk om in de laatste jaren voorafgaand aan de
AOW-gerechtigde leeftijd een WIA-uitkering toegekend te krijgen. Niet alleen is
de kans groot dat deze WIA-uitkering tot de AOW-gerechtigde leeftijd wordt
betaald, maar als de werknemer zijn werk bij de eigen werkgever niet meer kan
doen, kan de werknemer ook nog een transitievergoeding krijgen die tot gevolg
kan hebben dat de werknemer aan uitkering en transitievergoeding meer krijgt
dan het loon dat hij zou hebben genoten als hij niet ziek zou zijn. Daartoe
moet de werkgever dan wel de arbeidsovereenkomst met de werknemer beëindigen,
maar het feit dat het UWV de betaalde transitievergoeding achteraf aan de
werkgever vergoedt, zou kunnen betekenen dat de werkgever daar geen overwegende
bezwaren tegen heeft.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!