Uniformering loonbegrip in Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten

Jaar en kwartaal
2008, 3e kwartaal
Nummer
5

Bronnen:

  • Besluit van 24 juni 2008 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met het loonbegrip als grondslag voor de berekening van het maatmaninkomen en de resterende verdiencapaciteit, Staatsblad 2008/254 
 Bij de bepaling van de hoogte van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (WAO, WIA, Wajong en WAZ) speelt het loon op verschillende manieren een rol.

Voor wat betreft de WIA geldt het volgende.

De WIA-uitkering wordt gebaseerd op het maandloon (artikel 13 WIA). Het maandloon bedraagt 21,75 maal het dagloon. Het dagloon is het jaarloon gedeeld door 261 dagen. Het maximum dagloon is per 1 juli 2008 € 179,90 (artikel 17 lid 1 Wfsv). Het dagloon is voor alle werknemersverzekeringen nader geregeld in één Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen. In hoofdlijnen is het loonbegrip in de WIA gebaseerd op het loonbegrip in de Wet financiering sociale verzekeringen (artikel 16 e.v.) en is dat loonbegrip in de Wfsv weer gebaseerd op het loonbegrip in de Wet op de loonbelasting 1964 (artikel 11), een en ander met de nodige uitzonderingen. 

De bovenstaande regels gelden voor het berekenen van de hoogte van de WIA-uitkering. Bij de berekening ("schatting”) van de mate van arbeidsongeschiktheid speelt een ander loonbegrip een rol: "het maatmanloon”. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld door het maatmanloon (zeg maar: het loon van de werknemer voordat hij arbeidsongeschikt werd) te vergelijken met zijn resterende verdiencapaciteit (zeg maar: het loon dat de werknemer nog kan verdienen nadat hij arbeidsongeschikt is geworden). De resterende verdiencapaciteit wordt berekend aan de hand van de theoretische verdiencapaciteit (het inkomen dat hoort bij tenminste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies uit het computersysteem van het UWV, het CBBS) of als dat hoger is aan de hand van de praktische verdiencapaciteit (de feitelijke verdiensten van de werknemer nadat hij arbeidsongeschikt is geworden, indien de werknemer geacht kan worden deze feitelijke inkomsten ook duurzaam te blijven verdienen). Het maatmanloon wordt vastgesteld op basis van informatie die het UWV opvraagt bij de (ex) werkgever. Het maatmanloon is niet gemaximeerd.

Tot nu toe was niet duidelijk geregeld welke looncomponenten tot het maatmanloon moet worden gerekend. In de praktijk worden alle inkomsten uit dienstbetrekking meegeteld (hetgeen gunstig is voor de werknemer omdat een hoog maatmanloon leidt tot een hoge uitkering): vast loon, vakantietoeslag, provisie, dertiende maand, loon in natura, waarde privé-gebruik van de auto van de zaak en zelfs zwart loon.  Onduidelijkheid is er over de werkgeversbijdrage in de pensioenpremie en ziektekostenpremie. 

De wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten behelst dat het maatmanloon niet langer wordt vastgesteld aan de hand van de eerste uitkeringsdag maar aan de hand van de inkomsten over het refertejaar, zijnde het jaar voorafgaand aan de eerste ziektedag. De inkomsten in het refertejaar worden dan gedeeld door het aantal uren dat in die periode in de maatgevende arbeid is gewerkt. Incidenteel overwerk en doorbetaald loon tijdens ziekte en verlof tellen mee. In sommige gevallen waarin het refertejaar niet representatief is kan een andere periode of kortere periode als refertejaar c.q. referteperiode worden vastgesteld.

Hoewel de regering stelt dat er per saldo geen gevolgen zijn voor de uitkeringslasten omdat geen groepen van arbeidsongeschikten zijn aan te wijzen die als gevolg van het besluit een hoger of lager arbeidsongeschiktheidspercentage krijgen, kan de wijziging toch nadelige gevolgen hebben voor de hoogte van de WIA-uitkering van werknemers doordat:
  • het gemiddeld loon over het eerste jaar voorafgaande aan de eerste ziektedag hoger kan zijn dan het loon op de eerste uitkeringsdag, ook al wordt het gemiddelde loon over het eerste jaar voorafgaande aan de eerste ziektedag geïndexeerd tot de datum van de eerste uitkeringsdag (reële loonstijging kan hoger zijn dan indexering);
  • het loon op de laatste dag van het refertejaar hoger zal zijn dan het gemiddelde loon over het refertejaar.

  • Met de wijziging wordt vanaf 2010 een besparing op administratieve lasten beoogd van € 1,8 miljoen per jaar, doordat het maatmanloon kan worden gebaseerd op het sv-loon en niet meer behoeft te worden uitgevraagd bij de werkgever.