Verhaal op werknemer van schade aan auto van de zaak ontstaan tijdens privégebruik

Jaar en kwartaal
2014, 3e kwartaal
Nummer
6

Bronnen:

  • Hoge Raad 11 juli 2014, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2014:1629
Op grond van het bepaalde in artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek is de werkgever aansprakelijk voor schade die de werknemer bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst toebrengt aan de werkgever of aan een derde, tenzij die schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Bewuste roekeloosheid betekent dat de werknemer zich direct voorafgaand aan het tijdstip van de roekeloze gedraging bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter daarvan. De hoge norm die aldus gesteld wordt, betekent dat de werkgever de werknemer doorgaans niet kan aanspreken tot vergoeding van de schade.

Deze regel geldt ook ten aanzien van schade die de werkgever toebrengt aan de hem ter beschikking stelde auto van de zaak, althans indien die schade wordt toegebracht tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

De norm van artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek geldt niet indien sprake is van schade die de werknemer tijdens privégebruik toebrengt aan de auto van de werkgever. In een recent arrest heeft de Hoge Raad bepaald onder welke voorwaarden de werknemer in dat geval aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade aan de auto.

In het betreffende geval had een pensioenfonds aan een werknemer een auto ter beschikking gesteld, waarvan de werknemer ook gebruik mocht maken voor privédoeleinden. Op 13 november 2009 was de werknemer in Amsterdam bij een vriend, die op zijn hond zou passen. Omdat de hond na het uitlaten vies was geworden, was de werknemer de hond achter de woning gaan schoonmaken. Daarbij had hij de sleutel van de auto samen met de huissleutel van de woning van de vriend op de voordeur van de woning laten steken. De deur was daarbij geopend gebleven. Bij terugkomst bleek niet alleen de sleutelbos te zijn verdwenen maar ook de auto. De leasemaatschappij had voor de auto een verzekering gesloten, welke echter geen uitkering deed bij schade ontstaan door opzet, grove schuld, grove roekeloosheid of onzorgvuldig handelen. Op grond daarvan werd de schade niet vergoed en de leasemaatschappij sprak daarom het pensioenfonds aan tot vergoeding van deze schade. Het pensioenfonds wenste de schade op zijn beurt te verhalen op de werknemer en baseerde zich daarbij op de leaseregeling, waarin was vermeld dat schade ontstaan door schuld, opzet of grove roekeloosheid niet door de verzekering zou zijn gedekt en op de werknemer zou worden verhaald.

Toen de werknemer weigerde de schade te vergoeden, vorderde het pensioenfonds bij de kantonrechter een verklaring voor recht dat de werknemer voor deze schade aansprakelijk is. De kantonrechter wees deze vordering evenwel af en in hoger beroep werd dit vonnis door het gerechtshof bekrachtigd. De werkgever werd verweten dat een verzekeringsdekking was afgesproken die afweek van de wet, in die zin dat niet slechts uitsluiting van de dekking plaatsvond bij opzet of roekeloosheid, maar ook bij grove schuld of onzorgvuldig handelen. Naar het oordeel van de kantonrechter en het gerechtshof had de werknemer weliswaar verwijtbaar gehandeld, maar niet ernstig verwijtbaar. Omdat de werknemer gehouden was de keuze van de werkgever voor een verdergaande uitsluiting van de verzekeringsdekking te volgen, achtten de kantonrechter en het gerechtshof het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als de werknemer verdergaand aansprakelijk zou zijn dan in het geval van opzet of bewuste roekeloosheid.

In cassatie liet de Hoge Raad het arrest van het gerechtshof in stand. Bij gebreke van een keuzemogelijkheid van de werknemer voor een beperktere verzekeringsdekking en bij gebreke van een ondubbelzinnige keuze van de werknemer daarvoor, zou verhaal door het pensioenfonds van de geleden schade op de werknemer volgens de Hoge Raad in strijd zijn met goed werkgeverschap. Auto’s die door de werkgever ter beschikking worden gesteld zijn doorgaans nieuw en voor de Hoge Raad was van belang dat het gebruikelijk is om voor nieuwe auto’s een cascoverzekering (allriskverzekering) af te sluiten. De Hoge Raad overwoog dat schade als gevolg van diefstal of ernstige beschadiging van een nieuwe auto doorgaans niet of slechts bezwaarlijk door een werknemer is te dragen en was daarom van mening dat schade ontstaan tijdens privégebruik van de auto alleen voor rekening van de werknemer kan worden gebracht als sprake is van opzet of roekeloosheid.

De Hoge Raad oordeelde echter ook dat de door het gerechtshof gehanteerde strengere norm dat sprake moet zijn van opzet of bewuste roekeloosheid, alleen geldt bij risico’s die bestaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, derhalve tijdens zakelijk gebruik van de auto. Voor schade tijdens het privégebruik van de auto van de zaak geldt deze strenge norm echter niet. De Hoge Raad bepaalde dat in dat geval verhaal van schade op de werknemer alleen kan plaatsvinden bij opzet of roekeloosheid. Daarmee stelt de Hoge Raad echter nog steeds een hogere norm voor aansprakelijkheid, dan het geval zou zijn geweest als er geen sprake zou zijn geweest van een arbeidsovereenkomst. In dat geval zou schuld (in de zin van verwijtbaarheid) or aansprakelijkheid. Niet duidelijk is waarop de Hoge Raad deze afwijkende norm baseert.

De Hoge Raad maakt in zijn arrest een uitzondering voor verhaal op de werknemer van schade van geringe omvang, waaronder de Hoge Raad schade verstaat die redelijkerwijs voor eigen risico van de werknemer is te brengen als prikkel voor voorzichtig en zorgvuldig gedrag. Daarmee zou een bedrag ter zake van een normaal te achten eigen risico van de gesloten verzekering wel voor rekening van de werknemer kunnen worden gebracht. Niet duidelijk is echter of deze uitzondering ook geldt bij schade ontstaan tijdens het zakelijk gebruik van de auto van de zaak.

Het arrest van de Hoge Raad heeft invloed op de wijze waarop de mogelijkheid tot verhaal van schade op de werknemer dient te worden verwerkt in regelingen ter zake van het ter beschikking stellen van een auto door de werkgever aan een werknemer.