Verhoging pensioenleeftijd

Jaar en kwartaal
2011, 4e kwartaal
Nummer
8

Bronnen:

  • Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging en koppeling aan de ontwikkeling van de levensverwachting van de pensioenleeftijd, extra verhoging van het AOW-ouderdomspensioen en introductie van de mogelijkheid het AOW-ouderdomspensioen desgevraagd geheel of gedeeltelijk eerder of later te laten ingaan (Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW), wetsontwerp nummer 33046 d.d. 12 oktober 2011



Op 12 oktober 2011 heeft de regering een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend ter uitvoering van de afspraken die de regering op 10 juni 2011 met de sociale partners heeft gemaakt inzake de pensioenen (het pensioenakkoord). Deze afspraken behelsden in grote lijnen:

  • koppeling van de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting;
  • verhoging van het AOW-pensioen;
  • mogelijkheid om het AOW-pensioen flexibel op te nemen;
  • stabilisering van premies voor aanvullende pensioenen;
  • afspraken in CAO’s over duurzame participatie en inzetbaarheid van oudere werknemers.

Deze afspraken zijn nodig in verband met de stijgende levensverwachting en de krimpende beroepsbevolking.

Het wetsvoorstel betreft de aanpassing van de AOW en de fiscale wetgeving (het zogenaamde Witteveenkader), zodanig dat de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd worden gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. 

De Pensioenwet zal bij een afzonderlijk wetsvoorstel nog worden aangepast naar aanleiding van het pensioenakkoord. Gestreefd wordt naar aanpassing van het wettelijk kader voor de aanvullende pensioenen per 1 januari 2013, of als dat niet haalbaar blijkt 1 januari 2014. Ook voor de aanpassing van de belastingwetgeving ten behoeve van de ouderenparticipatie volgt nog een afzonderlijk wetsvoorstel.

De AOW-gerechtigde leeftijd wordt in 2020 verhoogd naar 66 jaar en in 2025 waarschijnlijk naar 67 jaar. De pensioenrichtleeftijd wordt in de fiscale wetgeving per 1 januari 2013 verhoogd naar 66 jaar en per 1 januari 2015 naar 67 jaar. 

De opbouw van de aanvullende pensioenen blijft voor eindloonregelingen geschieden op basis van een maximumopbouwpercentage van 2% per jaar met 35 dienstjaren, zodat op de verhoogde pensioenrichtleeftijd nog steeds 70% van het laatst verdiende loon kan worden opgebouwd, maar doordat de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd en de AOW-inbouw wordt verhoogd is wel sprake van een beperking van het op te bouwen pensioen. Deze beperking geldt niet voor tot 2013 opgebouwde pensioenaanspraken.

Het maximale premiepercentage voor lijfrenten wordt in 2013 en 2015 met 0,6% verlaagd (in 2013 van 17% naar 16,4% en in 2015 van 16,4% naar 15,8%. Een verdere verlaging met 0,6% volgt steeds wanneer de pensioenrichtleeftijd met een jaar wordt verhoogd.

Het maximale dotatiepercentage van de fiscale oudedagsreserve wordt in 2013 en 2015 verlaagd met 0,4% (in 2013 van 12% naar 11,6% en in 2015 van 11,6% naar 11,2%). Een verdere verlaging met 0,4% volgt steeds wanneer de pensioenrichtleeftijd met een jaar wordt verhoogd.

Vanaf 2013 tot en met 2028 zal het AOW-pensioen extra worden verhoogd. Dit wordt onder meer gefinancierd door de ouderenkorting in de inkomstenbelasting af te schaffen. De alleenstaande ouderenkorting blijft bestaan. Jaarlijks zal het AOW-pensioen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan 0,6% van het huidige AOW-pensioen van een gehuwde (€ 54 per jaar bij volledige AOW-opbouw op basis van AOW-bedragen per 1 juli 2011) Vanaf 2020 komt er een nieuwe inkomensafhankelijke ouderenkorting specifiek gericht op lage inkomens.

De mogelijkheid wordt geïntroduceerd om het AOW-pensioen eerder of later te laten ingaan, maar niet eerder dan op de 65-jarige leeftijd, zodat deze mogelijkheid voor het eerst aan de orde komt in 2020. Met ingang van 2013 bestaat de mogelijkheid om het AOW-pensioen tot maximaal vijf jaar later te laten ingaan. Elk jaar dat het AOW-pensioen later ingaat zal de bruto AOW-uitkering 6,5% hoger zijn. Elk jaar dat het AOW-pensioen eerder ingaat zal de netto AOW-uitkering 6,5% lager zijn. Dit verschil tussen bruto en netto houdt verband met het feit dat tot de AOW-gerechtigde leeftijd nog AOW-premie verschuldigd is, waardoor bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd een verschil in het netto bedrag van de AOW-uitkering zou ontstaan. De AOW-gerechtigde die er voor kiest om zijn AOW-uitkering eerder te laten ingaan wordt gecompenseerd voor het bedrag van de AOW-premie die hij moet betalen. Het eerder of later opnemen van het AOW-pensioen kan desgewenst in deeltijd stappen van 10% geschieden.

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW), die voor werkloze werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1956 voorziet in een overbrugging tussen het einde van de WW-uitkering of loongerelateerde WGA-uitkering en de aanvang van het WAO-pensioen, wordt verlengd. De IOW loopt in 2012 af.

In een apart aanpassingswetvoorstel zullen de uitkeringen  van de sociale zekerheidswetten worden verlengd tot de nieuwe AOW-gerechtigde leeftijd. 

Het eerdere wetsvoorstel "Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar” (nummer 32767) wordt ingetrokken. Hetzelfde geldt voor het wetsvoorstel dat het mogelijk moest maken om de AOW-uitkering geheel of ten dele op een later tijdstip te laten ingaan (nummer 31774).