Wet verbetering hybride markt WGA

Jaar en kwartaal
2015, 4e kwartaal
Nummer
1

Bronnen:    

  • Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Tweede Kamer van 7 juni 2013, Tweede Kamer vergaderjaar 2012-2013, 32716, nummer 16.
  • Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 20 februari 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 29544, nr. 589
  • Besluit van 13 april 2015 tot wijziging van het Besluit van 13 oktober 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Staatsblad 2012 nummer 483) en het Besluit van 10 december 2014 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet SZW 2015 (Staatsblad 2015, nummer 516), Staatsblad 2015, nummer 151
  • Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 22 juni 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 32716, nr. 18
  • Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 7 september 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 32716, nr. 20
  • Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 22 september 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 32716, nr. 21
  • Wetsvoorstel van 9 november 2015 "Wijziging van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet financiering sociale verzekeringen en enkele andere wetten in verband met verbetering van de hybride markt van de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wet verbetering hybride markt WGA), nummer 34336
 
 

De regering heeft bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat er toe strekt het gelijke speelveld te bevorderen dat dient te bestaan tussen enerzijds het UWV en anderzijds private verzekeraars als het gaat om het risico van werkgevers betreffende de betaling van WGA-uitkeringen aan (ex-) werknemers.

In het zogenaamde "hybride stelsel” hebben de werkgevers de keuze tussen het betalen aan de belastingdienst van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas (waarvan de hoogte voor middelgrote en grote werkgevers wordt beïnvloed door de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers) dan wel het zelf betalen van de betreffende WGA-uitkeringen, in welk geval werkgevers in de praktijk verplicht zijn dit risico te verzekeren bij private verzekeraars.

Dit hybride stelsel gaat uit van concurrentie tussen het UWV en private verzekeraars die elkaar scherp moeten houden, voor wat betreft de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. Evenwel bestaan belangrijke verschillen tussen de "publieke verzekering” en de "private verzekering”. 

Het belangrijkste verschil is dat de gedifferentieerde premie die in het publieke stelsel betaald moet worden, gebaseerd is op het zogenaamde "omslagstelsel”. Daarbij worden de uitkeringen van een bepaald jaar bekostigd uit de premies van dat jaar. Private verzekeraars moeten hun premies echter vaststellen op grond van het "rentedekkingsstelsel”. Daarbij worden de uitkeringen van een bepaald jaar bekostigd uit de premies van het jaar waarin de werknemer arbeidsongeschikt is geworden. Private verzekeraars zijn daardoor in het nadeel doordat zij ook toekomstige uitkeringen uit de premie moeten kunnen betalen. De premie moet dan dus hoger zijn. Het verschil in financiering van de uitkeringen betekent ook dat de hoogte van de premie in het publieke stelsel wordt bepaald door risico’s uit het verleden (die namelijk hebben geleid tot een uitkering in het heden) terwijl de hoogte van de premie in het private stelsel wordt bepaald door een inschatting van het risico in de toekomst. Vanwege het verschil in financieringsstelsel zal de premie van private verzekeraars in het begin hoger zijn. In de eerste jaren is daarom de publieke premie kunstmatig verhoogd geweest met een "rentehobbelopslag” om private verzekeraars toch in staat te stellen met het UWV te concurreren.

Andere verschillen tussen beide systemen zijn dat:

  • private verzekeraars kunnen zelf de duur van het contract bepalen en het UWV niet;
  • private verzekeraars kunnen extra diensten aanbieden die effect kunnen hebben op de premie en het UWV niet;
  • private verzekeraars hebben geen acceptatieplicht en het UWV wel;
  • private verzekeraars hebben de mogelijkheid om hun producten onder de aandacht van werkgevers te brengen en het UWV niet;
  • private verzekeraars maken kosten van acquisitie en het UWV niet.
Ondanks deze verschillen is een zo veel mogelijk gelijk speelveld tussen UWV en private verzekeraars vereist om het hybride stelsel te laten functioneren. Als gevolg van recente ontwikkelingen was sprake van een afname van dit gelijke speelveld.

Private verzekeraars hebben de afgelopen jaren grote verliezen gemaakt op de betreffende verzekeringen (€ 1,6 miljard tot en met 2013). Onder invloed van deze verliezen zijn verzekeraars hun acceptatiebeleid gaan aanscherpen en hun premies gaan verhogen. Dit heeft er toe geleid dat een groot aantal werkgevers besloten heeft om het eigenrisicodragen te beëindigen en terug te keren in het publieke stelsel. Deze werkgevers hebben dat vooral gedaan vanwege een voordeel op korte termijn. Omdat alle WGA-uitkeringen die aan deze werkgevers moesten worden toegerekend door de verzekeraars werden betaald (verzekerd "uitlooprisico”, ook wel aangeduid als "private staartlasten”) begonnen deze werkgevers bij het UWV met de minimumpremie (kleine werkgevers met de sectorpremie en middelgrote werkgevers met een gewogen gemiddelde van de minimumpremie en de sectorpremie). Omdat er de eerste twee jaren geen nieuwe WGA-uitkeringen bij zouden komen vanwege de wachttijd van 104 weken en omdat nieuwe WGA-uitkering en in het publieke stelsel pas na twee jaar leiden tot verhoging van de gedifferentieerde premie, waren deze werkgevers verzekerd van betaling van de minimumpremie gedurende de eerste vier jaar. Daarna zouden nieuwe WGA-uitkeringen opnieuw leiden tot verhoging van de gedifferentieerde premie, hetgeen dan weer onvoordelig zou zijn omdat de verhoging van de gedifferentieerde premie veel duurder is dan het bedrag van de uitkering dat als eigenrisicodrager zou moeten worden betaald.

In het wetsvoorstel worden daarom maatregelen getroffen om het gelijke speelveld te verbeteren. Het gaat dan om:
  • de financiering van de zogenaamde "publieke staartlasten”, zijnde de lasten die publiek verzekerde werkgevers bij een overstap naar eigenrisicodragen hebben als gevolg van WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers waarvan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid lag vóór de datum van ingang van het eigenrisicodragen (het zogenaamde "inlooprisico”);
  • de introductie in het publieke stelsel van een terugkeerpremie voor middelgrote en grote werkgevers die het eigenrisicodragen beëindigen en terugkeren in het publieke stelsel.
bij overstap van publieke stelsel naar eigenrisicodragen: publieke staartlasten (inlooprisico)

Thans bepaalt de wet (artikel 82 lid 1 WIA) dat de werkgever die eigenrisicodrager wordt ook de WGA-uitkeringen moet betalen van de (ex-) werknemers die al arbeidsongeschikt waren toen de werkgever eigenrisicodrager werd, althans voor zover zij op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid tot de werkgever in dienstbetrekking stonden. Dit wordt het "inlooprisico” genoemd. Daarmee waren de zogenaamde "staartlasten” van het publieke stelsel privaat gefinancierd. Dit inlooprisico vormt een belangrijke belemmering voor werkgevers die eigenrisicodrager wilden worden. Verzekeraars willen het risico van betaling van de WGA-uitkering aan (ex-) werknemers die al enige tijd arbeidsongeschikt zijn of die al een WGA-uitkering hebben niet verzekeren ("brandend huis”) en omdat zij daar desondanks wel garant voor moeten staan vragen zij forse afkoopsommen of premietoeslagen alvorens een verzekering te sluiten en de daarbij behorende garantie te stellen.

Het wetsvoorstel bepaalt dat het inlooprisico voortaan door het UWV wordt gedragen (zoals reeds het geval is voor kleine werkgevers en deels voor middelgrote werkgevers). Bij een overstap naar eigenrisicodragen behoeft de werkgever alleen de WGA-uitkeringen zelf te betalen van de (ex-) werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden nadat de werkgever eigenrisicodrager is geworden (artikel 82 lid 1 WIA, nieuw). De publieke staartlasten worden daarmee publiek verzekerd. 

Voorheen waren vooral (middel)grote werkgevers die geen (langdurig) arbeidsongeschikten hadden kandidaat waren om een overstap naar eigenrisicodragen te overwegen, omdat voor hen een overstap naar eigenrisicodragen niet gehinderd werd door bestaande arbeidsongeschiktheidsgevallen en zij meestal een gunstige premie bij een private verzekeraar konden krijgen waarmee zij voor de toekomst gevrijwaard bleven van een enorme stijging van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die het gevolg zou zijn van de latere toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer. Na deze wijziging zijn echter met name (middel)grote werkgevers die juist wel te maken hebben met een als gevolg van de aan een (ex-) werknemer toegekende WGA-uitkering verhoogd vastgestelde gedifferentieerde premie Werkhervattingskas kandidaat om een overstap naar eigenrisicodragen te overwegen. Zij kunnen immers de lasten van de reeds toegekende WGA-uitkering bij het UWV achterlaten als zij eigenrisicodrager worden.

bij overstap van eigenrisicodragen naar publieke stelsel: private staartlasten (uitlooprisico)

Het Besluit Wfsv zal aldus worden gewijzigd dat de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die werkgevers aan de belastingdienst betalen nadat zij het eigenrisicodragen hebben beëindigd, wordt vastgesteld op basis van de totale historische WGA-lasten (ongeacht of deze lasten zijn ontstaan toen de werkgever eigenrisicodrager was of publiek verzekerd was). Werkgevers blijven daarnaast verplicht om de WGA-uitkeringen te blijven betalen van de (ex-) werknemers die al arbeidsongeschikt waren geworden voordat de werkgever het eigenrisicodragen beëindigde (uitlooprisico), hetgeen in de praktijk betekent dat verzekeraars deze uitkeringen dienen te blijven betalen. De private staartlasten blijven dus daarnaast privaat verzekerd.

Deze wijziging betekent dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn weliswaar op enig moment dat eigenrisicodragen weer kunnen beëindigen, maar dat zij dan na terugkeer in het publieke stelsel een gedifferentieerde premie Werkhervattingskas betalen die wordt vastgesteld met inachtneming van de WGA-uitkeringen die twee jaar eerder zijn uitbetaald aan (ex-) werknemer). Voor grote werkgevers betekent dit bij de huidige premiestelling van het UWV waarschijnlijk dat de werkgever bij het UWV een (nog) hogere premie betaalt dan aan zijn eigen verzekeraar. Grote werkgevers zullen in de praktijk daarom naar verwachting vaak afhankelijk zijn van private verzekeraars en de door hen geboden premiestelling.

Samenvoeging WGA-vast en WGA-flex


Thans wordt nog onderscheid gemaakt tussen het WGA-vast risico (waarvoor de premiecomponent WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen moet worden betaald tenzij de werkgever eigenrisicodrager is) en het WGA-flex risico (waarvoor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen sowieso moet worden betaald omdat eigenrisicodragen tot 1 januari 2017 niet mogelijk is). Het onderscheid hangt af van de vraag of de (ex-) werknemer al dan niet vanuit de Ziektewet een WGA-uitkering heeft aangevraagd, maar per 1 januari 2017 wordt dat onderscheid niet meer gemaakt. De werkgever betaalt dan een gedifferentieerde premie Werkhervattingskas aan het UWV voor alle WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers tenzij de werkgever eigenrisicodrager is voor al deze WGA-uitkeringen. Uitgezonderd waren en blijven echter de WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers die een Ziektewetuitkering ontvangen (artikel 82 lid 6 en 7 WIA):

  • op grond van artikel 29 lid 2 onderdeel e ZW (orgaandonatie);
  • op grond van artikel 29a ZW (arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling);
  • op grond van artikel 29b ZW (no risk-polis van "arbeidsgehandicapte werknemer”)
  • op grond van artikel 29d ZW (langdurig werkloze oudere werknemer);
  • in aansluiting op een WAZ-uitkering;
  • in aansluiting op een Wajong-uitkering of in aansluiting op een periode waarin recht op grond van de wet Wajong recht bestond op arbeidsondersteuning;
  • aan een werknemer die naar de dienstbetrekking waaruit de uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van B&W op grond van artikel 7 lid 1 onderdeel a Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a lid 2 onderdeel b Participatiewet (oud, tekst per 31 december 2015) van toepassing was.
Beëindigen/eindigen eigenrisicodragen en driejaarstermijn

In artikel 40 lid 4 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) is bepaald dat een werkgever geen toestemming krijgt om eigenrisicodrager te worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen is beëindigd. Ingevolge artikel 40 lid 10 onder b Wfsv wordt het eigenrisicodragen door de belastingdienst per 1 januari of per 1 juli op aanvraag van de werkgever (tenminste dertien weken tevoren in te dienen) beëindigd. Evenwel bepaalt artikel 40 lid 10 onder a Wfsv dat het eigenrisicodragen eindigt met ingang van de dag waarop de garantie wordt ingetrokken. Op grond hiervan was de praktijk gegroeid om geen aanvraag voor het beëindigen van het eigenrisicodragen in te dienen, maar het eigenrisicodragen te laten eindigen doordat de verzekeraar na het eindigen van de verzekering de garantie introk. Het voordeel daarvan was dan dat de werkgever ook binnen drie jaar daarna weer opnieuw eigenrisicodrager kon worden. Het wetsvoorstel maakt een einde aan het onderscheid tussen "eindigen” en beëindigen” van het eigenrisicodragen voor wat betreft het wel of niet gelden van de driejaarstermijn, door te bepalen dat de werkgever ook geen eigenrisicodrager kan worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen eindigt.

Invoering

De wijziging van de financiering van publieke staartlasten (vervallen van inlooprisico) en de invoering van een terugkeerpremie voor werkgevers die na eigenrisicodragen terugkeren in het publieke stelsel zullen per 1 januari 2017 in werking treden. 

De samenvoeging van het WGA-vast en het WGA-flex risico was bij Koninklijk Besluit van 13 april 2015 ook al tot die datum uitgesteld nadat de Minister dit al in een brief aan de Tweede Kamer van 20 februari 2015 had aangekondigd.

In een brief aan de Tweede Kamer van 7 september 2015 had de Minister bevestigd dat de driejaarstermijn van artikel 40 lid 4 Wfsv niet geldt indien het eigenrisicodragen eindigt door de intrekking van de garantie. De Minister had in die brief ook bevestigd dat werkgevers die in 2016 het eigenrisicodragen zouden beëindigen en in 2017 weer eigenrisicodrager zouden worden de WGA-lasten van werknemers die in 2016 arbeidsongeschikt zouden worden bij het UWV konden achterlaten. Daarmee had de Minister voor werkgevers die al eigenrisicodrager waren de deur wagenwijd open gezet om dat eigenrisicodragen te beëindigen, in 2016 bij het UWV de minimumpremie te betalen en om daarna in 2017 weer eigenrisicodrager te worden met achterlating van de schadelast van het jaar 2016 bij het UWV, ook al gaf de Minister ook toen al aan een dergelijke handelwijze ongewenst te achten. In een brief van 21 september 2015 komt de Minister hierop terug door aan te kondigen dat een volgens hem toen reeds in het wetsvoorstel "Verbetering hybride markt WGA” opgenomen bepaling waardoor de werkgever ook geen eigenrisicodrager meer kan worden binnen drie jaar nadat het eigenrisicodragen is geëindigd, eerder in werking te laten treden, namelijk zo snel als mogelijk is in 2016.

Overgangsrecht

In zijn brief van 22 juni 2015 had de Minister al aangekondigd dat de wijziging van de financiering van publieke staartlasten (vervallen van inlooprisico) en de invoering van een terugkeerpremie voor werkgevers die na eigenrisicodragen terugkeren in het publieke stelsel, zou gaan gelden voor alle werkgevers die na 1 juli 2015 eigenrisicodrager zouden worden dan wel na 1 juli 2015 zouden terugkeren naar het publieke stelsel. Eerbiedigende werking zou daarentegen voor beide wijzigingen gelden voor werkgevers die op of vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden of in het publieke stelsel zijn teruggekeerd. 

Voor wat betreft de wijziging van de financiering van publieke staartlasten (vervallen van inlooprisico) is die eerbiedigende werking opgenomen in artikel 133#. Daar is bepaald dat de werkgever die op of vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden het risico van betaling van de WGA-uitkering draagt ook als de wachttijd is ingegaan voor dat de werkgever eigenrisicodrager werd.

N.B.: De formulering van artikel 133# zou inhouden dat werkgevers die op of vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden ook het WGA-flex risico dragen van werknemers die arbeidsongeschikt zijn geworden voordat de werkgever eigenrisicodrager werd. Het "eigenrisicodrager worden” ziet immers op het eigenrisicodragen in het algemeen en niet voor een bepaald soort WGA-uitkering. Dit zou in strijd zijn met een door de Minister gedane toezegging in een brief aan de Tweede Kamer van 7 juni 2013 waarin hij heeft gesteld dat "werkgevers die eigenrisicodrager zijn of worden, de WGA-lasten van flexwerkers die vóór (toen nog) 2016 ziek zijn geworden, vanaf (toen nog) 2016 niet individueel zouden hoeven te betalen”. Het zou ook in strijd zijn met het bepaalde in artikel 2.1c Besluit Wfsv, op grond waarvan de WGA-lasten van flexwerkers die vóór 1 januari 2017 arbeidsongeschikt zijn geworden voor rekening van de sectorfondsen komen, met als doel dat de werkgever die eigenrisicodrager is of wordt deze niet behoeft te betalen. In de Memorie van Toelichting is echter vermeld dat het Besluit Wfsv mede zal worden gebaseerd op artikel 133# lid 2, waarin is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van de bepaling van lid 1 beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen. Helemaal glashelder zijn het wetsvoorstel en de Memorie van Toelichting op dit punt niet, maar het lijkt er op dat niet bedoeld is dat de werkgever die op of vóór 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden wel het WGA-flex inlooprisico dient te dragen en dat dit nog nader in het Besluit Wfsv zal worden geregeld.

Voor wat betreft de invoering van de terugkeerpremie moet het overgangsrecht t.z.t. worden opgenomen in de wijziging van het Besluit Wfsv waarin de terugkeerpremie wordt geregeld.

Niet is voorzien in overgangsrecht voor de wijziging waardoor werkgevers drie jaar na het eindigen van het eigenrisicodragen (als gevolg van intrekking van de garantie) niet opnieuw eigenrisicodrager mogen worden. Werkgevers waarvan het eigenrisicodragen na 1 januari 2014 is geëindigd moeten dus na 1 januari 2017 eerst nog gedurende het restant van de driejaarsperiode in het publieke stelsel blijven waarbij werkgevers die na 1 juli 2015 het eigenrisicodragen hebben beëindigd dan de nieuwe terugkeerpremie moeten betalen (zie boven). In de brief van de Minister van 21 september 2015 wordt dit uitdrukkelijk bevestigd voor het geval van werkgevers die in 2016 terugkeren in het publieke stelsel.

Advies

Middelgrote werkgevers (vooral zij die binnen de loonsomgrenzen van deze categorie, zijnde € 319.000 tot € 3.190.000, een relatief hoge loonsom hebben) en grote werkgevers dienen zich  te beraden of zij per 1 januari 2017 WGA-eigenrisicodrager willen zijn of worden. De nieuwe wettelijke regels bieden nieuwe kansen aan met name werkgevers die in 2017 te maken hebben met de gevolgen die de betaling van één of meer WGA-uitkeringen in 2015 heeft voor de hoogte van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas die in het publieke stelsel moet worden betaald. Hoewel een aanvraag om per 1 januari 2017 eigenrisicodrager te worden tot 1 oktober 2016 kan worden ingediend, is het om een aantal redenen onverstandig om met de afweging om wel of niet eigenrisicodrager te worden tot die tijd te wachten. 

Op de eerste plaats vraagt een verantwoorde beslissing op dat punt om voorafgaande deskundige advisering, waar enige tijd mee gemoeid gaat. Op de tweede plaats ligt het in de lijn der verwachting dat verzekeraars tegen 1 oktober 2016 geconfronteerd zullen worden met een groot aantal offerte-aanvragen waarbij de kans bestaat dat niet tijdig offertes kunnen worden verkregen als de aanvragen op een laat tijdstip worden ingediend. Maar vooral dient er rekening mee te worden gehouden dat verzekeraars terughoudend zullen zijn met het uitbrengen van offertes en dat (gunstige) offertes zullen zijn gereserveerd voor werkgevers die hun re-integratiebeleid op orde hebben en die hun schadelast uit het verleden hebben weten te beperken. Een tijdige voorbereiding van de aanvraag van offertes biedt nog mogelijkheden om een werkend re-integratiebeleid op te zetten en om de schadelast uit het verleden te beperken door het aanvragen van herbeoordeling van bestaande WGA-gevallen en zo nodig door het instellen van bezwaar of beroep tegen de beslissingen van het UWV op die aanvragen.

Werkgevers die eigenrisicodrager willen worden dienen er rekening mee te houden dat verzekeraars waarschijnlijk zullen verlangen dat de werkgever ook eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, omdat alleen op die manier een goede re-integratie van flexwerkers verzekerd is, waardoor de instroom in de WGA vanuit de Ziektewet ook onder controle kan worden gebracht.

Relevante wetteksten na invoering van de Wet verbetering hybride markt WGA:

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel 82. Afbakening eigenrisico
1. De eigenrisicodrager draagt met inachtneming van artikel 83 het risico van betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid, indien die wachttijd is ingegaan op of na de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd.
N.B.: Artikel 46 Ziektewet betreft nawerking verzekering bij intreden van arbeidsongeschiktheid gedurende vier weken na het einde van de verzekering.
2. Indien het eigenrisicodragen eindigt blijft de werkgever het risico, bedoeld in het eerste lid, dragen, voor zover de eerste dag van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte is gelegen voor het einde van het eigenrisicodragen.
N.B.: Voorheen artikel 84 lid 2.
3. In geval van overgang van een onderneming in de zin van artikel 662 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, wordt het risico van de betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd in dienstbetrekking stond tot de werkgever die de onderneming heeft overgedragen, alsmede het risico van betaling van deoverlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid, in afwijking van het tweede lid gedragen door de werkgever die de onderneming verkrijgt, indien:
a. de werkgever die de onderneming overdraagt geen eigenrisicodrager is en de werkgever die de onderneming verkrijgt eigenrisicodrager is of wordt;
b. de werkgever die de onderneming overdraagt eigenrisicodrager is; of
c. de werkgever die de onderneming overdraagt een werkgever is wiens eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd als bedoeld in het tweede lid.
N.B.: Voorheen artikel 84 lid 3.
4. Indien in de situatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, slechts een deel van de onderneming overgaat, vindt het derde lid, onderdeel a, toepassing naar rato van het deel van de loonsom dat het overgegane deel van de onderneming deel uitmaakte van de gehele onderneming in het kalenderjaar voorafgaande aan dat van overgang.
N.B.: Voorheen artikel 84 lid 4 WIA.
5. Indien in de situatie, bedoeld in het derde lid, onderdeel b of c, slechts een deel van de onderneming overgaat, blijft het risico van de betaling van de uitkering berusten bij de werkgever die een deel van de onderneming overdraagt.
N.B.: Voorheen artikel 84 lid 5.
6. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die in de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan, recht had op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, 29a, 29b of 29d van de Ziektewet, dan wel indien de uitkering wordt toegekend in aansluiting op een uitkering toegekend op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of in aansluiting op een periode waarin recht op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten bestond.
7. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkering wordt toegekend aan een werknemer die naar de dienstbetrekking waaruit de uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van die wet, zoals die luidde op 31 december2015, van toepassing was.

Artikel 83. Periode van eigenrisicodragen
1. De eigenrisicodrager draagt gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen periode nadat het recht op een WGA-uitkering is ontstaan het eigenrisico, bedoeld in artikel 82.N.B.: Voorheen artikel 82 lid 1.
2. Indien een WGA-uitkering wordt toegekend direct aansluitend op een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt de duur van de arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op de periode, bedoeld in het eerste lid.
N.B.: Voorheen artikel 82 lid 2.
3. Indien artikel 24 is toegepast wordt de periode, bedoeld in het eerste lid, bekort met de duur van het verlengde tijdvak, bedoeld in artikel 24, eerste lid.
N.B.: Voorheen artikel 82 lid 3.

Artikel 84. Betaling bij eigenrisicodragen
1. De eigenrisicodrager is bevoegd, met inachtneming van artikel 72, de door het UWV toegekende WGA-uitkering en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, namens het UWV te betalen aan de verzekerde, bedoeld in artikel 82, eerste lid, onderscheidenlijk de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in artikel 74, eerste lid.
N.B.: Voorheen artikel 83 lid 1.
2. De door de eigenrisicodrager op grond van het eerste lid aan de verzekerde betaalde loonaanvullingsuitkering, bedoeld in hoofdstuk 7, en de vervolguitkering, bedoeld in artikel 62, vijfde lid, voor zover die uitkeringen meer bedragen dan hetgeen berekend is op grond van het eerste en vierde lid van dat artikel, alsmede de op grond van enige wet hierover verschuldigde premies die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze beide uitkeringen, kunnen door hem op het UWV worden verhaald.
N.B.: Voorheen artikel 83 lid 2.
3. Indien de eigenrisicodrager de uitkering en de overlijdensuitkering niet betaalt, betaalt het UWV deze uitkering en deze overlijdensuitkering en verhaalt het UWV de uitkering en de overlijdensuitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering en deze overlijdensuitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering en deze overlijdensuitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering en deze overlijdensuitkering, op de eigenrisicodrager. Op de eigenrisicodrager wordt evenwel niet verhaald hetgeen deze, als hij de uitkering en de overlijdensuitkering wel had betaald, op grond van het tweede lid op het UWV had kunnen verhalen.
N.B.: Voorheen artikel 83 lid 3.
4. Indien de eigenrisicodrager in staat van faillissement is verklaard, of indien ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel indien hij ophoudt werkgever te zijn, betaalt het UWV:
a. de WGA-uitkering en verhaalt het deze uitkering, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering, voor zover deze is betaald over de periode, bedoeld in artikel 83, op de bank of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;
b. de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30a, eerste lid, juncto derde lid, onderdeel c, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en verhaalt het deze kosten op de werkgever, bedoeld in de eerste zin, of de bank of verzekeraar, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen.Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de soort en de omvang van de kosten, bedoeld in de eerste zin.N.B.: Voorheen artikel 84 lid 2.
5. In de situatie, bedoeld in artikel 82, vierde lid, berust de betaling van de uitkering bij het UWV. Het UWV verhaalt op de eigenrisicodrager de uitkering, bedoeld in de vorige zin, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkering verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht en de verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, over deze uitkering.
N.B.: Voorheen artikel 84 lid 4.
6. Het UWV kan de in het derde lid bedoelde bedragen invorderen bij dwangbevel.
N.B.: Voorheen artikel 83 lid 4.

Artikel 133#. Afbakening eigenrisico voor werkgevers die uiterlijk 1 juli 2015 eigenrisicodrager zijn geworden1. In afwijking van artikel 82, eerste lid, draagt de eigenrisicodrager die uiterlijk op 1 juli 2015 eigenrisicodrager is geworden tot het moment dat dit eigenrisicodragen is beëindigd of geëindigd overeenkomstig artikel 83 het risico van de betaling van de WGA-uitkering aan de verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot hem in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is, alsmede het risico van betaling van de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in dat lid, ook als die wachttijd is ingegaan voor de dag waarop deze werkgever eigenrisicodrager werd.2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor bepaalde categorieën van eigenrisicodragers de toepassing van het eerste lid beperkt wordt tot een deel van de WGA-uitkeringen.

Wet financiering sociale verzekeringen

Artikel 1. Algemene begrippen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(….)
y. WGA-staartlastuitkering: de WGA-uitkering aan een verzekerde, die op de eerste dag van de bij die uitkering in acht genomen wachttijd tot een eigenrisicodrager in dienstbetrekking stond dan wel arbeidsongeschikt is geworden nadat de dienstbetrekking met hem is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is, waarbij die dag is gelegen vóór de dag van ingang van het eigenrisicodragen, met uitzondering van de uitkeringen, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h;
z. staartlastenvermogen: het staartlastenvermogen, genoemd in artikel 113a.

Artikel 40. Verzoek eigenrisicodragen
1. De inspecteur verleent overeenkomstig deze afdeling aan een werkgever op aanvraag bij voor bezwaar vatbare beschikking toestemming om zelf het risico te dragen van betaling van:
a. het ziekengeld aan de personen, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Ziektewet, die laatstelijk tot de werkgever in dienstbetrekking stonden en de overlijdensuitkeringen op grond van die wet aan nabestaanden van deze personen; of
b. de WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkeringen overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. De werkgever legt bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, een schriftelijke garantie over waaruit blijkt dat een bank of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht, op het eerste verzoek van het UWV waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen.
3. De overheidswerkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, voorzover deze door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Financiën is aangewezen, is ontheven van de verplichting tot het overleggen van een schriftelijke garantie als bedoeld in het tweede lid.
4. De in het eerste lid bedoelde toestemming wordt niet verleend gedurende drie jaren nadat het door de werkgever zelf dragen van het desbetreffende in het eerste lid bedoelde risico is beëindigd of geëindigd.
5. Onder een bank als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.
6. Onder een verzekeraar als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.
7. De garantie, bedoeld in het tweede lid, wordt voor onbepaalde tijd gegeven. Deze garantie strekt zich uit tot rechtsopvolgers onder algemene titel van de eigenrisicodrager en tot het risico dat overgaat op de verkrijgende werkgever, bedoeld in artikel 82, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Deze garantie kan door de desbetreffende bank of verzekeraar niet worden beëindigd zonder schriftelijke opzegging bij de inspecteur.
8. De garantie, bedoeld in het tweede lid, strekt zich niet uit tot een WGA-uitkering ter zake van ongeschiktheid tot werken die is ontstaan door een omstandigheid als bedoeld in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht, door een omstandigheid die het gevolg is van een of meer terroristische handelingen voor zover de totale schade die in een kalenderjaar ten gevolge van dergelijke handelingen bij schade- of levensverzekeraars waarop de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, zal worden gedeclareerd, naar verwachting van de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. hoger zal zijn dan het door die maatschappij herverzekerde maximumbedrag per kalenderjaar, of door een kernongeval als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen.
9. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt door de inspecteur verleend met ingang van 1 januari of 1 juli van enig jaar, mits de aanvraag ten minste dertien weken voor de desbetreffende datum is ingediend. Aan een startende werkgever wordt op zijn verzoek toestemming verleend met ingang van het tijdstip waarop deze aanvangt werkgever te zijn.
10. Het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het eerste lid:a. eindigt met ingang van de dag waarop de schriftelijke garantie, bedoeld in het tweede lid, eindigt, onderscheidenlijk met ingang van de dag waarop de eigenrisicodrager in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel de dag waarop hij ophoudt werkgever te zijn;b. wordt door de inspecteur op 1 januari of 1 juli van enig jaar beëindigd bij voor bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van de werkgever, mits deze aanvraag ten minste dertien weken voor de desbetreffende datum is ingediend;c. kan door de inspecteur zonder aanvraag van de werkgever met onmiddellijke ingang bij voor bezwaar vatbare beschikking worden beëindigd indien de rechtbank de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk 3.5 van de Wet op het financieel toezicht heeft uitgesproken over de betrokken verzekeraar onderscheidenlijk bank.
11. In een geval als bedoeld in het tiende lid, onderdeel a, doet de inspecteur daarvan op verzoek van de werkgever mededeling bij voor bezwaar vatbare beschikking.
12. De inspecteur is bevoegd tot intrekking van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat de beschikking is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens en deze tekortkoming een gevolg is van een feit dat aan de werkgever of de gewezen werkgever kan worden toegerekend of redelijkerwijs kenbaar had kunnen zijn. De inspecteur stelt de intrekking van de beschikking vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. De bevoegdheid tot intrekking werkt uiterlijk terug tot en met 1 januari van enig jaar waarop de beschikking betrekking heeft en vervalt door verloop van 5 jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de beschikking betrekking heeft.
13. Indien de periode, bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gewijzigd in die zin dat de wijziging een verlenging van de periode betekent, legt de werkgever die zelf het risico draagt van betaling de van de WGA-uitkering en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, binnen een bij ministeriële regeling te bepalen termijn, een schriftelijke garantie over aan de inspecteur waaruit blijkt dat een bank of een verzekeraar zich jegens het UWV verplicht, op het eerste verzoek van het UWV, waarbij het UWV schriftelijk meedeelt dat de verplichtingen die voortvloeien uit het zelf dragen van het risico niet worden nagekomen, die verplichtingen na te komen.
14. Indien niet of niet tijdig wordt voldaan aan het dertiende lid, eindigt het door de werkgever zelf dragen van het risico, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, met ingang van de dag waarop de wijziging van de periode, bedoeld in artikel 83, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treedt.
15. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het dertiende en veertiende lid nadere regels worden gesteld.
16. Beschikkingen van de inspecteur op grond van deze afdeling worden genomen gehoord het UWV en in overeenstemming met het UWV.
17. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de toestemming, bedoeld in het negende lid, eerste zin, en de beëindiging, bedoeld in het tiende lid, onderdeel b, uitsluitend wordt verleend onderscheidenlijk plaatsvindt met ingang van 1 januari van enig jaar. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, kan in bijzondere omstandigheden de termijn van dertien weken, bedoeld in het negende lid, eerste zin, en het tiende lid, onderdeel b, worden ingekort.

Artikel 117b. Uitgaven Werkhervattingskas
1. Ten laste van de Werkhervattingskas komen de door het UWV te betalen:
a. WGA-uitkeringen en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen gedurende de periode die op grond van artikel 83, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, geldt op de dag waarop het recht van uitkering op grond van die wet is ontstaan te rekenen vanaf die dag, met dien verstande dat de WGA-staartlastuitkeringen en de uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen ten laste komen van het staartlastenvermogen;
b. ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b of c, en de overlijdensuitkering, bedoeld in artikel 35 van de Ziektewet;
c. de op grond van enige wet over de uitkeringen, bedoeld in de onderdelen a en b, door het UWV verschuldigde premies en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet.
2. Indien een WGA uitkering wordt toegekend direct aansluitend op een op grond van artikel 24 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen verlengd tijdvak waarin de verzekerde recht heeft op loon, wordt de duur van de verlenging van dat tijdvak in mindering gebracht op de periode, bedoeld in het eerste lid.
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 72, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en op grond van het derde lid van dat artikel niet op een eigenrisicodrager wordt verhaald;
b. het een WGA uitkering betreft die op grond van artikel 84, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op een bank of verzekeraar als bedoeld in artikel 40;
c. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan recht had op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, e, f of g, van de Ziektewet of op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, dat aan een werknemer is toegekend direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, bestond;
d. het een WGA uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, wiens WGA uitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering, danwel het op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende recht op arbeidsondersteuning;
e. het een vervolguitkering als bedoeld in artikel 62, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan hetgeen berekend op grond van het eerste en tweede lid van dat artikel;
f. het een loonaanvullingsuitkering als bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen betreft, die door het UWV wordt betaald voorzover die uitkering meer bedraagt dan een bedrag overeenkomende met het bedrag van de vervolguitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel b, van die wet waar de verzekerde, zonder toepassing van artikel 62, derde lid, recht op zou hebben indien hij geen recht zou hebben gehad op de loonaanvullingsuitkering, bedoeld in artikel 60, eerste lid, onderdeel a, van die wet, vermeerderd met de premies die op grond van enige wet daarover verschuldigd zouden zijn en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet, en die daarop niet in mindering kunnen worden gebracht;
g. het uitkeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft toegekend aan werknemers, die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in dienstbetrekking stonden van eigenrisicodragers als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, voor de betaling van die uitkering de eigenrisicodrager op grond van artikel 63b, eerste lid, van de Ziektewet niet het risico draagt;
h. het uitkeringen betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, die op grond van artikel 133#, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet ten laste komen van de eigenrisicodragers, met dien verstande dat het eerste lid van toepassing is op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald deel van dieuitkeringen;
i. het ziekengeld als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a,b of c, betreft dat op grond van artikel 63a, derde lid, van de Ziektewet door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op de eigenrisicodrager, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a;
j. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die naar de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van die wet van toepassing is of het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c, dat aan die werknemer is toegekend direct aansluitend op die dienstbetrekking;
k. het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de Ziektewet toegekend aan een werknemer direct aansluitend op een dienstbetrekking waarin recht op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel e, f of g, van de Ziektewet bestond.
4. Het UWV bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van de Werkhervattingskas niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van de Werkhervattingskas dan met toestemming van Onze Minister.
5. Ten laste van de Werkhervattingskas komen voorts:
a. de bedragen van de kortingen oudere werknemer en arbeidsgehandicapte werknemer en de premievrijstelling bij marginale arbeid, bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 3, toegepast op de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38; en
b. de loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 37a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen zoals dat luidde op 31 december 2011, indien de uitkeringsgerechtigde, met wie de werkgever aan wie de loonkostensubsidie wordt verstrekt een dienstbetrekking aangaat of is aangegaan, op de dag voorafgaand aan die dienstbetrekking recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Werkhervattingskas;
c. de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30a, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het re-integratiebedrijf, bedoeld in het achtste lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Werkhervattingskas.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.