WGA-verzekering blijft publiek mogelijk

Jaar en kwartaal
2010, 2e kwartaal
Nummer
4

Bronnen:

  • Persbericht Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 13 april 2010, nr. 10/029



In het regeerakkoord van het gevallen kabinet Balkenende was opgenomen dat de WGA volledig privaat zou worden uitgevoerd. Dit zou betekenen dat alle werkgevers zelf de WGA-uitkering van hun (ex-) werknemers zelf zouden dienen te betalen. In de praktijk zou dit inhouden dat vrijwel alle werkgevers zich daarvoor verplicht zouden moeten verzekeren bij verzekeringsmaatschappijen. De mogelijkheid om in plaats van het zelf betalen van de WGA-uitkeringen gedifferentieerde WGA-premie aan het UWV te betalen, zou daarbij komen te vervallen. Het jaar 2010 is steeds genoemd als jaar waarin dat zou ingaan. Later werd gemeld dat besluitvorming in het kabinet zou plaatsvinden na een evaluatie van de bestaande situatie in het voorjaar van 2010.

Ondanks dat het kabinet vervolgens viel, werd er de laatste tijd op gespeculeerd dat de regering zou besluiten dat werkgevers die op dat moment nog geen eigenrisicodrager waren, verplicht zouden worden om gezamenlijk in de toekomst de lasten te blijven financieren van hun gezamenlijke (ex-) werknemers die op dat moment al arbeidsongeschikt waren en aan wie een WGA-uitkering was toegekend of zou worden toegekend (de zogenaamde financiering van de "staartlasten”). Een en ander zou dan de opmaat zijn voor een overgang naar een situatie waarin alle werkgevers eigenrisicodrager zouden dienen te zijn. Bij de overgang naar deze situatie zouden de lasten van alle arbeidsongeschikte werknemers door verzekeringsmaatschappijen voortaan vooruit moeten worden gefinancierd. Daarmee is bedoeld dat alle toekomstige uitkeringen van alle werknemers die in een jaar arbeidsongeschikt worden moeten worden betaald uit de premies van dat jaar. In het bestaande systeem worden de lasten van de arbeidsongeschikte werknemers van niet-eigenrisicodragers door het UWV gefinancierd op basis van het omslagstelsel. Daarbij worden de uitkeringen van een jaar betaald uit de premie van dat zelfde jaar. De omslag die zou moeten worden gemaakt bij de overgang van het ene naar het andere systeem zou erg kostbaar zijn. De angst was dat de regering zou besluiten om de overgangskosten te financieren door de werkgevers die op een bepaald moment nog geen eigenrisicodrager zouden zijn te verplichten nog jarenlang een (aflopende) premie aan het UWV te betalen. Uit die premie zouden dan de bestaande arbeidsongeschiktheidsgevallen moeten worden betaald. Daarnaast zouden de betreffende werkgevers dan een premie moeten betalen aan een verzekeringsmaatschappij voor de eventuele toekomstige arbeidsongeschiktheidsgevallen.

De angst voor deze wijze van financiering van de staartlasten werd met graagte aangewakkerd door verzekeringsmaatschappijen die werkgevers adviseerden toch vooral snel nog eigenrisicodrager te worden, omdat zij op die manier zouden kunnen vermijden dat zij nog jarenlang premie aan het UWV zouden moeten betalen ter financiering van de staartlasten.

Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft inmiddels bekend gemaakt dat de evaluatie van de WGA heeft plaatsgevonden en dat het gevallen kabinet niet meer met voorstellen inzake de WGA gaat komen. Uit de evaluatie volgen verder dat niet gebleken is dat de re-integratie van langdurig arbeidsongeschikte werknemers bij private verzekeraars in betere handen is dan bij het UWV. Dat is steeds door voorstanders van de volledig private financiering van de WGA (waaronder de verzekeringsmaatschappijen) genoemd als belangrijk voordeel van de volledig private financiering van de WGA. Verder worden de kosten van overgang van het ene systeem naar het andere genoemd als reden om het bestaande systeem in stand te houden. Dan gaat het dus om het systeem waarbij werkgevers kunnen kiezen voor het zelf betalen van de WGA-uitkeringen van hun (ex-) werknemers, in welk geval zij dit risico verzekeren bij een verzekeringsmaatschappij, dan wel voor het betalen van gedifferentieerde WGA-premie aan het UWV.