Wijziging Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2010

Jaar en kwartaal
2010, 2e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:
  • Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juli 2009, AV/AR/2009/16387, tot wijziging van het Ontslagbesluit betreffende verruiming van de mogelijkheid tot afwijking van het afspiegelingsbeginsel, Staatscourant 22 juli 2009, nr. 10981
  • Besluit van het UWV van 18 februari 2010, Staatscourant 10 maart 2010, nr. 3673


Per 1 augustus 2009 is het Ontslagbesluit tijdelijk (tot 1 september 2011) zodanig gewijzigd dat vakkrachten mogen worden ontzien als een ontslagvergunning wordt gevraagd omdat op bedrijfseconomische gronden arbeidsplaatsen vervallen. In het Ontslagbesluit is geregeld wanneer een werkgever een ontslagvergunning krijgt. Voor het geval het ontslag wordt gegeven wegens het vervallen van arbeidsplaatsen op bedrijfseconomische gronden is in het Ontslagbesluit ook geregeld voor welke werknemer(s) dan een ontslagvergunning kan worden verkregen. Dit wordt dan bepaald op grond van het zogenaamde afspiegelingsbeginsel, waarbij de ontslagen zoveel mogelijk worden verdeeld over leeftijdsgroepen.

In artikel 4:2 lid 4 van het Ontslagbesluit was geregeld dat UWV WERKbedrijf een "moeilijk misbare werknemer” kan overslaan bij het bepalen van de ontslagvolgorde op grond van het afspiegelingsbeginsel. De tekst luidde tot 1 augustus 2009 als volgt:

 "Indien de werkgever aannemelijk maakt dat een werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn, kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen deze werknemer bij de toepassing van het eerste en tweede lid buiten beschouwing laten.”

Sinds 1 augustus 2009 luidt de tekst echter als volgt:

"Indien een werkgever meent dat een werknemer die op grond van het eerste of tweede lid voor ontslag in aanmerking komt over zodanige kennis en bekwaamheden beschikt dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming bezwaarlijk zou zijn, laat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen die werknemer op verzoek van de werkgever bij de toepassing van het eerste lid of tweede lid buiten beschouwing, mits bij een dergelijk verzoek stukken zijn gevoegd waaruit blijkt dat:
a. de werkgever een duidelijk en bestendig beleid voert waaruit blijkt dat aan werknemers eisen worden gesteld wat betreft het verwerven van kennis en bekwaamheden voor het verrichten van de categorie uitwisselbare functies waarbinnen arbeidsplaatsen komen te vervallen;
b. de werkgever aannemelijk maakt, dat de werknemer op wie het verzoek betrekking heeft daadwerkelijk over die kennis en bekwaamheden beschikt die voor het functioneren van de onderneming van zodanig belang zijn dat in zijn plaats een andere werknemer voor ontslag wordt voorgedragen, en
c. door de werkgever maximaal 10% meer werknemers, met een minimum van 1 werknemer, in de leeftijdsgroe-pen van 15 tot 25 jaar en van 55 jaar en ouder voor ontslag in aanmerking worden gebracht dan op grond van toepassing van het eerste of tweede lid het geval zou zijn.”

Voorheen moest de werkgever dus aannemelijk maken dat het ontslag van de werknemer "te bezwaarlijk” was en vanaf 1 augustus 2009 alleen nog maar dat het "bezwaarlijk” is. Ook was voorheen het toepassen van de uitzondering een bevoegdheid van UWV WERKbedrijf ("kan buiten beschouwing laten”) terwijl het nu gaat om een verplichting ("laat buiten beschouwing”). 

Aan de tijdelijke versoepeling van de regeling zijn wel voorwaarden verbonden. Werkgevers die vakkrachten bij ontslag willen ontzien moeten wel met stukken kunnen aantonen dat zij een duidelijk en bestendig (dat wil zeggen al een redelijke tijd bestaand) beleid voeren voor wat betreft het verwerven van kennis voor het soort werknemers waarvan arbeidsplaatsen vervallen. Eveneens moet de werkgever met behulp van stukken aannemelijk maken dat de betreffende vakkracht daadwerkelijk over kennis en bekwaamheden beschikt die voor het functioneren van de onderneming van zodanig belang zijn dat in zijn plaats een andere werknemer voor ontslag wordt voorgedragen. Verder mogen door het overslaan van vakkrachten bij het bepalen van de ontslagvolgorde niet meer dan 10% (minimaal één is echter toegestaan) ouderen (55-65 jaar) of jongeren (15-25%) voor ontslag in aanmerking komen dan anders het geval zou zijn geweest.

Naar aanleiding van Kamervragen heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 30 november 2009 een "nadere toelichting” gegeven op het vereiste dat de onmisbaarheid moest worden aangetoond door "een duidelijk en bestendig beleid gericht op het verwerven van kennis en bekwaamheden”. Volgens die toelichting is daarvoor niet vereist dat de werkgever een specifiek scholingsbeleid moet voeren of dat hij zijn beroep met een scholingsplan moet kunnen onderbouwen. Voldoende is bijvoorbeeld ook dat de werkgever volstaat met het overleggen van functiebeschrijvingen waaruit de functie-eisen blijken. In verband met deze nadere toelichting (die eigenlijk een versoepeling is) heeft het UWV het betreffende onderdeel (hoofdstuk 18, paragraaf 3) van het Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2010 gewijzigd. Wel lijkt ook voor deze functie-eisen de eis te blijven gelden dat deze kenbaar moeten zijn aan de werknemers en dat deze als regel al een jaar moeten bestaan.

Een door UWV WERKbedrijf gehonoreerd beroep op de uitzondering van "moeilijk misbaar zijn” heeft voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in beginsel tot gevolg dat de eerstvolgende werknemer met het kortste dienstverband binnen de betreffende leeftijdsgroep voor ontslag in aanmerking komt