Wijziging Besluit oproepovereenkomsten

Jaar en kwartaal
2019, 4e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:



In de Wet arbeidsmarkt in balans is een definitie opgenomen van de oproepovereenkomst. (artikel 7:628a lid 9 BW). Van een oproepovereenkomst is sprake als:
  •  er geen sprake is van een vaste arbeidsomvang in die zin dat:
    • de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van ten hoogste een maand;
    • de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van ten hoogste een jaar én de betaling van het salaris gelijkmatig over die periode is verspreid;
  • of
  • de werknemer geen recht heeft op loon als hij niet werkt door een oorzaak die in de risicosfeer van de werkgever is gelegen (omdat op grond van artikel 7:628 lid 5 of lid 7 BW schriftelijk is afgeweken van de hoofdregel in de wet dat de werknemer dan wel recht op loon heeft). 
Of al dan niet sprake is van een oproepovereenkomst is onder meer van belang omdat:
  • de werknemer dan niet verplicht is om te komen werken als hij niet minimaal vier dagen tevoren is opgeroepen (artikel 7:628a lid 2 BW);
  • de werknemer dan recht op loon heeft als een oproep binnen vier dagen voor het tijdstip van de aanvang van de arbeid wordt gewijzigd of ingetrokken (artikel 7:628a lid 3 BW);
  • de werkgever dan verplicht is om, steeds nadat de arbeidsovereenkomst twaalf maanden heeft geduurd, een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang gelijk aan het gemiddelde van de afgelopen twaalf maanden (artikel 7:628a lid 9 BW);
  • dan niet voldaan is aan één van de eisen voor het betalen van de lage premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds (artikel 27 lid 1 Wet financiering sociale verzekeringen).

Om te voorkomen dat arbeidsovereenkomsten alleen daardoor oproepovereenkomsten zouden worden (met onder meer de bovengenoemde gevolgen) is op grond van artikel 7:628a lid 10 BW in artikel 1 van het Besluit houdende nadere regels over de oproepovereenkomst geregeld dat onder nadere voorwaarden de volgende diensten niet tot gevolg hebben dat bij gebrek aan vaste uren sprake is van een oproepovereenkomst:
  • de consignatiedienst in de zin van artikel 1:7 lid 1g van de Arbeidstijdenwet: een periode tussen twee diensten waarin de werknemer uitsluitend verplicht is bereikbaar te zijn om in geval van onvoorziene omstandigheden op oproep zo snel mogelijk de bedongen arbeid te verrichten (in de praktijk ook wel aangeduid als bijvoorbeeld: piketdiensten,  wachtdiensten);
  • de bereikbaarheidsdienst in de zin van artikel 1:1, 5.19:3, 5.20:4, 5.21:2, 5.21:3, 5.27:2 Arbeidstijdenbesluit: een bij CAO opgelegde dienst van ten hoogste 24 uur waarin een verplegende, verzorgende, arts, verloskundige of ambulancemedewerker zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is om bereikbaar te zijn om op oproep zo snel mogelijk de bedongen arbeid te verrichten
  • de aanwezigheidsdiensten in de zin van artikel 1:1 Arbeidstijdenbesluit: een dienst van ten hoogste 24 uur waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, verplicht is op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten (in de praktijk ook wel aangeduid als slaapdienst).
De nadere voorwaarden waaronder deze diensten niet met zich meebrengen dat sprake is van een oproepovereenkomst is dat tegenover het verrichten van deze diensten een geldelijke vergoeding of compensatie in de vorm van vrije tijd staat.

N.B.: Niet vereist is daarbij dat het gaat om een één op één vergoeding van alle uren. 

Let op: Het gaat dus om een vergoeding voor de dienst (het beschikbaar zijn), niet om een vergoeding van alleen de eventueel daadwerkelijk gewerkte uren. Dat zijn overuren die op zichzelf nog niet met zich meebrengen dat sprake is van een oproepovereenkomst.

In het geval van de consignatiedienst en de bereikbaarheidsdienst is in artikel 1 van het Besluit houdende nadere regels over de oproepovereenkomst bepaald dat het moet gaan om een vergoeding per uur, dus een bedrag in geld of een compensatie in vrije tijd die voor elk uur waarin de werknemer de dienst had, recht gaf op een bedrag in geld of een compensatie in de vorm van vrije tijd (hoe gering ook).

Het gevolg van deze eis zou zijn dat bij een vergoeding in geld voor elk uur van deze dienst sprake zou zijn van een verloond uur dat mee zou tellen bij de vraag of de lage premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds zou worden herzien vanwege het overschrijden van de grens van maximaal 30% overuren per kalenderjaar (artikel 2.3 lid 1 Besluit Wfsv). 

Omdat veel CAO’s een vergoeding per dienst regelen in plaats van een vergoeding per uur, zou het gevolg zijn dat veel arbeidsovereenkomsten alleen om deze reden aangemerkt zouden moeten worden als een oproepovereenkomst en dat dus alleen daardoor onder meer de hoge premie voor het Algemeen werkloosheidsfonds verschuldigd zou worden. Omdat dat ongewenst geacht wordt, kondigt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer aan dat het vereiste dat de vergoeding in geld of de compensatie in vrije tijd per uur moet worden berekend, komt te vervallen.

De wijziging van het Besluit houdende nadere regels over de oproepovereenkomst  die daarvoor noodzakelijk is, moet eerst voor advisering aan de Raad van State worden voorgelegd, omdat het een algemene maatregel van bestuur (en geen ministeriële regeling) is. De Minister kondigt daarom aan dat de adviesaanvraag aan de Raad van State zo snel mogelijk zal worden gedaan.