Wijziging gedifferentieerde premie Werkhervattingskas startende werkgever

Jaar en kwartaal
2019, 4e kwartaal
Nummer
6

Bronnen:


Voor de heffing van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas wordt onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote werkgevers. Kleine werkgevers betalen een sectoraal vastgestelde premie (artikel 2.6 lid 3 Besluit Wfsv), grote werkgevers een premie die wordt vastgesteld op basis van de Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkeringen die twee jaar eerder zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers (artikel 2.6 lid 4 Besluit Wfsv) en voor middelgrote werkgever wordt de premie vastgesteld op basis van een gewogen gemiddelde van de sectorale en individuele premies (artikel 2.6 lid 5 Besluit Wfsv).

De vraag wie daarbij een kleine, middelgrote of grote werkgever is gebeurt op basis van de hoogte van de premieplichtige loonsom in het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de premie moet worden vastgesteld (artikel 2.5 lid 1 onder b., c. en d. Besluit Wfsv).

Startende werkgevers werden daarbij door de belastingdienst ingedeeld als kleine werkgevers, omdat zij twee jaar eerder geen loonsom hadden en dus een loonsom beneden de grens tussen kleine en middelgrote werkgevers. In een arrest van 4 mei 2018, ECLI:NL:HR 2018:670 had de Hoge Raad bepaald dat deze praktijk in strijd was met de wet, omdat in artikel 2.17 Besluit Wfsv, van welk artikel de titel luidt: "premiepercentage startende werkgever”, het percentage van de gedifferentieerde premie van de werkgever die de hoedanigheid van werkgever heeft gekregen in het eerste of tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld zou moeten worden vastgesteld op het rekenpercentage.

Door een wijziging van artikel 2.17 van het Besluit Wfsv wordt de vaststelling van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas voor startende werkgevers in overeenstemming wordt gebracht met de uitvoeringspraktijk die de belastingdienst voorafgaand aan het arrest van de Hoge Raad van 4 mei 2018 hanteerde. Deze wijze van premievaststelling zou beter aansluiten bij het WGA- of ZW-risico van de betreffende startende werkgever.

De voorgestelde nieuwe regeling houdt in dat:

  • werkgevers die werkgever zijn geworden in het kalenderjaar waarvan de premie wordt vastgesteld of in het eerste kalenderjaar daaraan voorafgaand gedifferentieerde premie betalen als kleine werkgever, derhalve een sectoraal vastgestelde premie (artikel 2.17 lid 1 Besluit Wfsv);
  • werkgevers die werkgever zijn geworden in het tweede kalenderjaar daaraan voorafgaand gedifferentieerde premie betalen (artikel 2.17 lid 2 Besluit Wfsv);
    • voor kleine werkgevers: een sectoraal vastgestelde premie;
    • voor grote werkgevers: in plaats van het individuele werkgeversrisicopercentage het gemiddelde percentage (als bedoeld in artikel 2.8 Besluit Wfsv) wordt gehanteerd;
    • voor middelgrote werkgevers: een gewogen gemiddelde van de sectorale premie en het gemiddelde percentage (als bedoeld in artikel 2.8 Besluit Wfsv).
Na een overgang van onderneming gelden de bovengenoemde regels zijn de bovengenoemde regels niet van toepassing en wordt de gedifferentieerde premie vastgesteld op basis van de loonsom en de Ziektewet- c.q. WGA-lasten van de eigen onderneming en de overgenomen onderneming (artikel 2.15 Besluit Wfsv).

Voor startende werkgevers die een aanvraag hebben ingediend om eigenrisicodrager te worden wordt de sectorale premiecomponent op nul gesteld zo lang op de aanvraag nog geen beslissing is genomen, zodat ook geen premie hoeft te worden betaald zolang de aanvraag nog niet is gehonoreerd.

De nieuwe regeling treedt op 1 januari 2020 in werking.