Geen inlooprisico bij eigenrisicodragen WGA-uitkeringen flexwerkers per 1 januari 2016


Krachtens de Wet van 1 oktober 2012 tot wijziging van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters), Staatsblad 2012, 464, in de praktijk aangeduid als de wet "Bezava”, worden met ingang van 1 januari 2014 van werkgevers nieuwe gedifferentieerde premies geheven ter financiering van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen van flexwerkers (vangnetters). Deze nieuwe gedifferentieerde premies komen naast de reeds bestaande gedifferentieerde premie waaruit de WGA-uitkeringen worden gefinancierd van werknemers in vaste dienst.

De gedifferentieerde premies hoeven niet te worden betaald door werkgevers die voor de betreffende uitkeringen eigenrisicodrager zijn. De mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de WGA-uitkeringen van flexwerkers wordt op grond van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (Bezava) echter pas open gesteld met ingang van 1 januari 2016. Vanaf 2016 kan een werkgever dan echter alleen eigenrisicodrager voor de WGA zijn voor zowel de vaste werknemers als voor de flexwerkers tezamen.

De WGA-uitkeringen van flexwerkers die de werkgever zelf zou moeten gaan betalen als hij met ingang van 1 januari 2016 of daarna eigenrisicodrager voor de WGA zou worden dan wel zou blijven, zouden de WGA-uitkeringen zijn die op of na 1 januari 2012 zouden zijn ingegaan. Gelet op de wachttijd van 104 weken die geldt voor het recht op een WIA-uitkering, zou dit betekenen dat WGA-uitkeringen voor rekening van de eigenrisicodrager komen van ex-werknemers die op of na 1 januari 2010 arbeidsongeschikt zijn geworden. Op het moment waarop werkgevers voor het eerst eigenrisicodrager kunnen worden voor de WGA-uitkeringen van flexwerkers zou daardoor sprake zijn van een niet te verzekeren inlooprisico van zes jaar! Dit risico zou ook werkgevers die al eigenrisicodrager zijn voor de WGA-uitkeringen van werknemers in vaste dienst er toe kunnen brengen het eigenrisicodragen te beëindigen.

Op voorspraak van het Verbond van verzekeraars heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer van 7 juni 2013 medegedeeld dat hij besloten heeft de overgangssituatie op dit punt te verbeteren. In de brief is vermeld dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn of worden de WGA-uitkeringen van flexwerkers die vóór 2016 ziek zijn geworden vanaf 2016 niet zelf hoeven te betalen. Dat betekent dat werkgevers die besluiten met ingang van 1 januari 2016 voor de WGA te worden (alsdan zowel voor de uitkeringen van werknemers in vaste dienst als voor de uitkeringen van flexwerkers) dat kunnen doen zonder het risico te lopen van een onverzekerd inlooprisico. Ook kunnen werkgevers die al eigenrisicodrager zijn voor de WGA-uitkeringen van werknemers in vaste dienst daardoor eigenrisicodrager blijven zonder het risico te lopen van grote premieverhogingen, uitsluitend als gevolg van het inlooprisico van flexwerkers waarvoor de verzekeraar een garantie moet stellen. 

De gewijzigde overgangsregeling betekent dat het voor werkgevers die nog geen eigenrisicodrager zijn extra interessant wordt om alsnog eigenrisicodrager te worden, omdat daarmee vanaf 2016 de lasten verdwijnen van de WGA-uitkeringen die in de jaren 2012 tot en met 2017 worden toegekend aan flexwerkers. Deze lasten blijven wel bestaan als werkgevers geen eigenrisicodrager worden en gedifferentieerde premie aan het UWV blijven betalen. De betreffende werkgevers hebben wel rekening te houden met een inlooprisico voor de werknemers in vaste dienst. Dit inlooprisico geldt voor de WGA-uitkeringen die vanaf 2006 zijn toegekend.

De gewijzigde overgangsregeling betekent verder dat het voor werkgevers die al wel eigenrisicodrager zijn voor de WGA mogelijk blijft om zonder onverantwoorde risico’s eigenrisicodrager te blijven. Eigenrisicodrager blijven betekent dat de lasten van de WGA-uitkering van flexwerkers die zijn toegekend in de jaren 2012 tot en met 2017 verdwijnen. Ook hier geldt dat deze lasten wel blijven bestaan als de werkgevers het eigenrisicodragen zouden beëindigen en gedifferentieerde premie zouden gaan betalen aan het UWV. 

In alle gevallen zullen de verzekeraars vanaf 2016 nieuwe premies voor het eigenrisicodragen vaststellen omdat vanaf dat moment ook risico wordt gelopen voor de flexwerkers. Om de hoogte van deze premie gunstig te beïnvloeden is het van belang dat werkgevers zorgdragen dat zij maatregelen hebben getroffen voor het beheersen van de schadelast van arbeidsongeschikte werknemers, zowel die welke in vaste dienst zijn als de flexwerkers. Een goede schadelastbeheersing vereist vooral adequate re-integratie in de eerste 104 weken van de arbeidsongeschiktheid. Werkgevers dienen daarom zorg te dragen voor optimale begeleiding van de re-integratie en dienen deze begeleiding ook aan te bieden aan flexwerkers. Om deze begeleiding ook aan flexwerkers te kunnen aanbieden, zou de werkgever eigenlijk eigenrisicodrager moeten worden voor de Ziektewet, aangezien de werkgever alleen dan verantwoordelijk is voor die re-integratie en ook alleen dan sancties kan treffen als de werknemer niet meewerkt aan de re-integratie. Eigenrisicodrager worden voor de Ziektewet is reeds nu mogelijk. Als de werkgever daartoe besluit verdwijnen daarmee ook de lasten van de Ziektewetuitkeringen van de flexwerkers, die anders in rekening worden gebracht middels de nieuwe gedifferentieerde premie waaruit de Ziektewetuitkeringen van flexwerkers worden gefinancierd.

Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Tweede Kamer van 7 juni 2013, Tweede Kamer vergaderjaar 2012-2013, 32716, nummer 16.