Is een werkgever gebonden aan een overeenkomst gesloten door een werknemer?


Een B.V. die een manege exploiteert vraagt in februari 2009 een offerte voor het inmeten en opzetten van plattegronden voor het bedrijfspand van die manege. De manege heeft die plattegronden nodig voor diefstal- en brandbeveiliging. Het bedrijf dat de plattegronden moet maken heeft daarbij steeds contact gehad met een mevrouw, die later de ex-partner van de directeur van de B.V. en een werkneemster van de B.V. blijkt te zijn. Deze mevrouw heeft het bedrijf ontvangen, waarna een offerte is uitgebracht. Met die offerte is deze mevrouw telefonisch akkoord gegaan, waarna het bedrijf de manege heeft bezocht om deze in te meten. Omdat toen het pand sinds het eerdere bezoek drastisch bleek te zijn verbouwd, is nog een nadere offerte uitgebracht, die door de betreffende mevrouw is ondertekend. Als gevolg daarvan wordt het pand ingemeten en worden plattegronden vervaardigd en per E-mail aan de manege verzonden. Voor dit alles stuurt het bedrijf de manege in april 2009 een factuur van ruim € 5.000.
Die factuur blijft onbetaald en het bedrijf ziet zich gedwongen om de factuur in te vorderen middels een procedure bij de rechtbank. Daar verweert de manege zich door te stellen dat geen overeenkomst is gesloten omdat de aanvullende offerte niet door de betreffende mevrouw zou zijn getekend en omdat die mevrouw sowieso niet bevoegd was de manege te binden. De E-mail zou ook nooit zijn geopend en de plattegronden zouden niet zijn gebruikt.
De rechtbank laat in het midden of de offerte is ondertekend, omdat het bedrijf toegang tot de manege heeft gekregen om in te meten, waaruit kan worden afgeleid dat het bedrijf van de betreffende mevrouw opdracht had gekregen. De vraag die dan resteert is of die mevrouw bevoegd was de manege te binden.
Volgens het handelsregister is alleen de directeur bevoegd om de manege te binden, maar ook van belang is of de manege de schijn heeft gewekt dat de betreffende mevrouw bevoegd is de manege te vertegenwoordigen. Dat is volgens de rechtbank het geval omdat zij uit hoofde van haar functie belast was met het toezicht op de manege en in die functie contact heeft opgeno-men met het bedrijf, welke contacten zij zelfstandig heeft afgehandeld. Het bedrijf heeft daarbij de manege meerdere malen bezocht, waarbij zij steeds te maken kreeg met de betreffende mevrouw en de offertes werden verzonden naar het bedrijfsadres van de manege, waarna steeds weer die mevrouw contact met het bedrijf opnam. Onder die omstandigheden hoefde het bedrijf niet te twijfelen aan de bevoegdheid van die mevrouw om opdracht te geven voor het vervaardigen van de plattegronden.
De rechtbank overweegt nog ten overvloede dat de manege zich ook niet op de vertegen-woordigingsbevoegdheid van de betreffende mevrouw heeft beroepen toen zij de factuur van het bedrijf ontving. De manege wordt veroordeeld tot betaling van de factuur, inclusief rente en proceskosten.

Rechtbank Middelburg 20 juli 2011, www.rechtspraak.nl. LJN BR3325

Werknemers kunnen hun werkgever niet alleen aan overeenkomsten binden als zij daartoe van hun werkgever de bevoegdheid hebben gekregen, maar ook als zij die bevoegdheid niet hebben gekregen maar de werkgever wel de schijn heeft gewekt dat zij die bevoegdheid hadden. Die schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan reeds voortvloeien uit de functie van een werknemer. Zo mag er van uit worden gegaan dat een verkoper in een winkel bevoegd is om namens de eigenaar van de winkel spullen uit die winkel te verkopen. Maar ook op andere wijzen kan de werkgever gebonden zijn aan een door hem gewekte schijn van ver-tegenwoordigingsbevoegdheid. Bijvoorbeeld het feit dat een werknemer kennelijk toegang heeft tot het gebruik van briefpapier of het feit dat een werknemer kan reageren op post die aan de werkgever is verzonden, kan leiden tot een aan de werkgever toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Werkgevers die willen voorkomen dat werknemers hen onbevoegd aan overeenkomsten binden, doen er goed aan om ter zake niet alleen duidelijke afspraken met hun werknemers te maken, maar ook om te bewaken dat werknemers die be-voegdheid niet overschrijden en tijdig in te grijpen als dat toch gebeurt.
Een vertegenwoordiger die zijn bevoegdheid overschrijdt moet in beginsel ten opzichte van de onbevoegd vertegenwoordigde instaan voor de gevolgen van de overschrijding van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid, maar in het specifieke geval van een werknemer die zijn werk-gever vertegenwoordigt, speelt daarbij nog een rol dat een werkgever geleden schade alleen op een werknemer kan verhalen als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Deze hoge grens zal de werkgever in veel gevallen verhinderen om de schade die door de onbevoegde vertegenwoordiging wordt geleden, op de werknemer te verhalen.




mr.J.P.M. (Joop) van Zijl