2010: explosie gedifferentieerde WGA-premie

2010: explosie gedifferentieerde WGA-premie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 170
Vindplaats: Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2010, Besluit van het UWV van 1 september 2009, Staatscourant 11 september 2009, nummer 13555
Uitspraak

Het UWV heeft de parameters vastgesteld op basis waarvan de gedifferentieerde WGA-premie wordt bepaald, die werkgevers in 2010 moeten gaan betalen. Het gaat dan om werkgevers die geen eigenrisicodrager zijn voor de WGA en die dus niet de WGA-uitkeringen van hun werknemers zelf betalen. Werkgevers die de WGA-uitkering wel zelf betalen, zijn geen gedifferentieerde WGA-premie aan het UWV verschuldigd. In plaats daarvan betalen zij doorgaans premie aan een verzekeraar, waar zij het risico van de betaling van de WGA-uitkeringen hebben verzekerd.

De afgelopen jaren ontwikkelde de gedifferentieerde WGA-premie zich zeer geleidelijk. Maar voor 2010 is dat heel anders. Vooral voor grote werkgevers (premieplichtig loon in 2008 hoger dan € 730.000) zijn de gevolgen groot.

Voor kleine werkgevers betekent het feit dat een WAO- of WGA-uitkering van één enkele (ex-) werknemer van invloed is op de hoogte van de gedifferentieerde WGA-premie, doorgaans dat de premie stijgt van het minimum naar het maximum. Voor 2009 betekende dat een premiestijging van 1,2%. In 2010 is de stijging met 1,0% zelfs lager dan in 2009. Deze premiestijging wordt berekend over het premieplichtige loon van de werkgever in 2010. Voor kleine werkgevers zal die loonsom doorgaans lager zijn dan € 730.000.

Voor grote werkgevers liggen de zaken heel anders. Voor hen moeten de gevolgen van de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie in elk geval afzonderlijk berekend worden omdat voor grote werkgevers geen minimumpremie geldt en de maximumpremie zo hoog is vastgesteld dat deze maar door zeer weinig werkgevers gehaald wordt. Een eenvoudig reken-voorbeeld maakt de gevolgen echter snel duidelijk. Nemen wij als voorbeeld een werkgever die in het premiejaar een loonsom heeft van € 1 miljoen, welke loonsom in de jaren daarvoor jaarlijks met 3% is gestegen. En laten wij voor wat betreft de in aanmerking te nemen ar-beidsongeschiktheidslasten in het voorbeeld uitgaan van een bedrag van € 10.000. Dat is het bedrag aan WAO- en WGA-uitkeringen dat in het kalenderjaar gelegen twee jaar vóór het premiejaar door het UWV is uitbetaald aan (ex-) werknemers. Voor het jaar 2009 werd de gedifferentieerde WGA-premie voor deze werkgever vastgesteld op een percentage van 0,78% leidend tot een bedrag aan te betalen premie van € 7.828. Past men dezelfde uitgangs-punten toe op het jaar 2010 dan bedraagt het premiepercentage 1,72% leidend tot een bedrag aan te betalen premie van € 17.197. Ten opzichte van 2009 is dat een premiestijging van bijna 120%! Deze gevolgen zijn niet anders als de premieloonsom in het voorbeeld hoger of lager wordt. Wel van invloed is de wijze waarop de loonsom zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. In het voorbeeld is sprake van een jaarlijkse stijging van 3%, maar ook bij een andere ontwikkeling van de jaarlijkse loonsom blijven de gevolgen zeer groot.

Waar de gevolgen voor kleine werkgevers meevallen, is dit het gevolg van het (lagere) premiemaximum voor kleine werkgevers. De premiederving die ontstaat doordat boven dat lagere maximum geen premie wordt geheven, wordt door alle kleine werkgevers opgebracht door een hogere minimumpremie. Omdat voor 2010 meer premiederving als gevolg van de maximering van de premie wordt verwacht, is de minimumpremie hoger vastgesteld. Deze gaat dan ook van 0,27% in 2009 naar 0,59% in 2010. Ook dat is een stijging van bijna 120%, die vooral wordt opgebracht door de vele kleine werkgevers aan wie in het geheel geen WAO- of WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers worden toegerekend.


Commentaar

Wie zoekt naar de reden voor deze explosie van de gedifferentieerde WGA-premie moet zich verdiepen in de complexe techniek van de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie. De enorme stijging is het gevolg van het feit dat het UWV enerzijds verwacht dat in 2010 meer WGA-uitkeringen zullen moeten worden uitbetaald terwijl anderzijds het gemiddelde werkgeversrisicopercentage daalt. Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is de toetssteen aan de hand waarvan bepaald wordt of een werkgever bij de vaststelling van de gedifferentieerde WGA-premie een toeslag (individueel percentage boven het gemiddelde) of juist een korting (individueel percentage beneden het gemiddelde) krijgt. Aan de hand van vergelijking van het verwachte aantal WGA-uitkeringen met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage wordt bepaald in welke mate elke werkgever een toeslag of een korting krijgt. In 2009 kreeg elke werkgever maar 69% van de toeslag of korting. De stijging van het verwachte bedrag van de WGA-uitkeringen enerzijds en de daling van het gemiddelde werkgeversrisico anderzijds leidt er echter toe dat in 2010 de korting of toeslag voor 147% wordt toegepast.

De daling van het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat in 2010 nog maar heel weinig WAO-uitkering meetellen. Deze WAO-uitkeringen hebben eigenlijk met de gedifferentieerde WGA-premie niets van doen omdat zij niet uit de gedifferentieerde WGA-premie betaald worden. De regering heeft echter in het verleden besloten dat in de eerste vijf jaren na 2006 ook WAO-uitkeringen de hoogte van de gedifferentieerde WGA-premie beïnvloeden om zo verzekeraars in staat te stellen beter met het UWV te concurreren als het gaat om het aanbieden van verzekeringen voor eigenrisicodragen.

Werkgevers die aan de bovengenoemde gevolgen van de verhoging van de gedifferentieerde WGA-premie willen ontsnappen, kunnen per 1 januari 2010 eigenrisicodrager worden. Daartoe moeten zij dan vóór 1 oktober 2009 toestemming aan de belastingdienst vragen. Een dergelijke overstap kan echter belangrijke gevolgen hebben en dient dan ook uitsluitend wel overwogen te worden genomen. Meer informatie over het WGA-eigenrisicodragen vindt u in de brochure op onze website.