Aangifte van arbeidsongeschiktheid bij uitvoeringsinstelling niet te laat

Aangifte van arbeidsongeschiktheid bij uitvoeringsinstelling niet te laat
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2003 / 72
Vindplaats: Zie: Centrale Raad van Beroep 24 september 2002, nr. 00/3418
Uitspraak

Een werkneemster treedt op 1 augustus 1996 bij een werkgever in dienst als art-director. Op 17 maart 1998 wordt de werkneemster arbeidsongeschikt. Binnen een week volgt spoedopname en behandeling in een ziekenhuis. De werkgever doet van de arbeidsongeschiktheid mededeling aan zijn arbodienst. Op 28 april 1998 ontvangt de werkgever een brief van de arbodienst van 27 april 1998 waarin staat dat de arbeidsongeschiktheid van de werkneemster verband houdt met zwangerschapsklachten. Het UWV weigert over de periode van 17 maart 1998 tot 28 april 1998 ziekengeld uit te betalen, omdat niet binnen de wettelijk vereiste termijn van vier dagen bij het UWV aangifte is gedaan van de arbeidsongeschiktheid.De werkgever maakt tegen deze beslissing vergeefs bezwaar en gaat in beroep bij de rechtbank. Hij voert aan dat door de behandelend artsen pas later is onderkend dat de ziekte van de werkneemster verband hield met de zwangerschap van de werkneemster en dat dit door de arbodienst aan het UWV is gemeld zodra dit bekend was.Als het bezwaar ongegrond wordt verklaard volgt beroep bij de rechtbank. De werkgever voert daar aan, overeenkomstig zijn mogelijkheden en te goeder trouw te hebben gehandeld. Het UWV handhaaft zijn standpunt en voert ook nog aan dat de werkgever eigenlijk in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden, omdat hij op grond van de Ziektewet niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het besluit inzake de ziekengelduitkering van de werkneemster.Dat laatste verweer verwerpt de rechtbank met een beroep op het feit dat uit het Burgerlijk Wetboek voortvloeit dat de werkgever het loon tijdens ziekte aan de werkneemster moet doorbetalen en daarop de ziekengelduitkering waarop de werkneemster recht heeft in mindering mag brengen. Dat geeft de werkgever een rechtstreeks belang (en niet een afgeleid contractueel belang) bij de ziekengelduitkering van de werkneemster en maakt hem dus tot belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Voor wat betreft de termijn waarbinnen de aangifte van arbeidsongeschiktheid bij het UWV moet worden gedaan oordeelt de rechtbank dat een redelijke wetsuitleg met zich meebrengt dat de termijn van vier dagen voor het doen van aangifte van de arbeidsongeschiktheid bij het UWV pas gaat lopen op het moment waarop het de werkgever redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat de betrokken werkneemster aanspraak op ziekengeld kan maken. In hoger beroep neemt de Centrale Raad van Beroep dit oordeel van de rechtbank over.


Commentaar

Dat de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2002 had besloten om de werkgever, ondanks een andersluidende wettelijke bepaling, te beschouwen als belanghebbende bij een besluit betreffende de ziekengelduitkering van een werkneemster, meldden wij al eerder. In deze (ongepubliceerde) uitspraak gaat het om de termijn waarbinnen de werkgever bij het UWV aangifte moet doen van de arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Normaal moet dat na dertien weken en een dag. Doet de werkgever dat niet, dan wordt de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever verlengd met de periode gedurende welke de werkgever te laat is met de melding. Werkgevers die eigen risicodrager zijn voor de WAO hoeven pas na acht maanden aangifte te doen. Betreft het echter een werknemer die aanspraak kan maken op ziekengeld, dan moet al na vier dagen aangifte worden gedaan. Dat geldt dus voor werkneemsters die ziek zijn wegens zwangerschap of bevalling zoals in het bovengenoemde geval, maar ook voor het weinig voorkomende geval dat werknemers ziek zijn wegens orgaandonatie, en voor werknemers die ziek worden tijdens de eerste vijf jaar van het dienstverband en reeds bij de indiensttreding arbeidsgehandicapt waren. Dat laatste is onder meer het geval als zij bij indiensttreding een WAO-uitkering hadden of in de laatste vijf jaar hebben gehad. Het komt nogal eens voor dat werknemers bij indiensttreding niet zeggen dat zij arbeidsgehandicapt zijn, omdat zij bang zijn dan niet aangenomen te worden. Daarmee beroven zij hun werkgever echter ook van het recht om het ziekengeld met het tijdens ziekte door te betalen loon te verrekenen. De vraag is of de werkgever alsnog ziekengeld kan (laten) aanvragen dan wel het tijdens ziekte doorbetaalde loon van de werknemer terug kan vorderen, als hij er later achter komt dat recht op ziekengeld bestond. Bovenstaande uitspraak zou er op kunnen wijzen dat ook achteraf nog ziekengeld zou kunnen worden aangevraagd. Er zit echter een addertje onder het gras. De wet (re)integratie arbeidsgehandicapten is er om arbeidsgehandicapte werknemers te helpen arbeidsovereenkomsten aan te gaan en te behouden. Bij de totstandkoming van de wet is uitdrukkelijk uitgesproken dat de werknemer zich niet tegen zijn zin het stempel ìarbeidsgehandicapteî hoeft te laten opdrukken. Als hij denkt meer kansen te hebben om werk te krijgen en te houden, zonder een beroep op de wet REA te doen, dan heeft de werknemer daartoe de vrijheid. Dat zou ook wel eens kunnen betekenen dat de werkgever in dat geval ook geen aanspraak kan maken op ziekengeld.