Aansprakelijkheid van arbodienst voor opleggen van loonsanctie

Aansprakelijkheid van arbodienst voor opleggen van loonsanctie
Datum: 02-06-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 227
Vindplaats: Rechtbank Midden-Nederland (Utrecht) 24 april 2013, www.rechtspraak.nl, LJN: CA0043
Uitspraak

Het UWV legde aan een werkgever een loonsanctie op omdat de werkgever niet uiterlijk bij de eerstejaarsevaluatie een tweede spoortraject was gestart. De werkgever, die gaandeweg het re-integratieproces van arbodienst was gewisseld, stelde elk van beide arbodiensten aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De rechtbank achtte de eerste arbodienst niet aansprakelijk, maar de tweede arbodienst wel.
De werkgever, een relatief klein bedrijf dat zich bezighield met de reparatie en het onderhoud van vrachtwagens, was tot 1 januari 2010 aangesloten bij arbodienst 1 en was per die datum overgestapt naar arbodienst 2. Op 27 januari 2009 was de technisch directeur van het bedrijf ziek geworden. Toen deze werknemer na twee jaar arbeidsongeschiktheid een WIA-uitkering aanvroeg, legde het UWV aan de werkgever een loonsanctie op wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen. De werkgever moest daardoor een jaar langer (tot 24 januari 2012) loon tijdens ziekte doorbetalen aan de werknemer. Het UWV verweet de werkgever dat het zogenaamde tweede spoortraject (gericht op het bevorderen van de re-integratie van de zieke werknemer in passende arbeid in de onderneming van een andere werkgever) te laat was ingezet. Dat was namelijk pas gebeurd op 14 september 2010 en had volgens het UWV moeten gebeuren na één jaar ziekte, derhalve op 27 januari 2010.
De werkgever stelde beide arbodiensten aansprakelijk voor de aldus geleden en te lijden schade. Hij verweet arbodienst 1 dat deze nagelaten had om tijdig een tweede spoortraject te adviseren en dat deze te lang gewacht had met het doorsturen van het dossier aan arbodienst 2. Arbodienst 2 werd verweten een passieve houding te hebben aangenomen in afwachting van het dossier en eveneens te laat te hebben geadviseerd een tweede spoortraject te starten. De rechtbank was uiteindelijk van mening dat arbodienst 1 niet, maar arbodienst 2 wel aansprakelijk was voor de schade.
De rechtbank stelt vast dat voor de aansprakelijkheid van de arbodienst in het eerste jaar van de re-integratie beslissend is of en zo ja wanneer het de arbodienst duidelijk had moeten zijn dat re-integratie in de eigen onderneming niet meer mogelijk was. Het verwijt aan arbodienst 1 dat het tweede spoortraject eerder gestart had moeten worden, omdat de werkgever steeds had aangegeven dat de werknemer zijn eigen werk helemaal niet meer kon verrichten, was volgens de rechtbank voldoende weerlegd door de stelling dat eerst een psychologisch belastbaarheid onderzoek noodzakelijk was om te bepalen of de werknemer in de toekomst zijn eigen werk nog wel aan zou kunnen en vervolgens een arbeidsdeskundig onderzoek, voordat kon worden vastgesteld dat de werknemer zijn eigen werk niet meer kon verrichten. De verantwoordelijkheid voor het doorsturen van het dossier naar arbodienst 2 berustte volgens de rechtbank bij de werkgever die de overeenkomst met arbodienst 1 had opgezegd, waarbij de rechtbank overweegt dat de werkgever over een groot deel van het dossier beschikte. Arbodienst 1 is daarom volgens de rechtbank niet aansprakelijk.
Arbodienst 2 was verantwoordelijk voor de advisering van de werkgever ten aanzien van de re-integratie op het moment waarop de eerstejaarsevaluatie had moeten plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat het starten van een tweede spoortraject vanaf dat moment alleen achterwege mocht blijven als er een concreet perspectief was op hervatting in werk bij de eigen werkgever. Omdat de werkzaamheden die de werknemer verrichtte geen enkele loonwaarde hadden, was dat volgens de rechtbank niet het geval. Arbodienst 2 kan zich daarom niet verschuilen achter het eerst laten doen van arbeidsdeskundig onderzoek en heeft daarom volgens de rechtbank niet gehandeld als een redelijk handelend arbodienst, door bij de eerstejaarsevaluatie niet te adviseren een aanvang te maken met de re-integratie in het tweede spoor. Ook verwijt de rechtbank arbodienst 2 dat deze te weinig actief is geweest met het opvragen van het dossier bij arbodienst 1.
Arbodienst 2 had zich nog beroepen op een beperking van de aansprakelijkheid in zijn algemene voorwaarden, waarbij de aansprakelijkheid onder meer was beperkt tot het bedrag van de vergoeding die de werkgever over de periode van de laatste drie maanden aan de arbodienst had betaald. Volgens arbodienst 2 was de aansprakelijkheid daardoor beperkt tot een bedrag van € 818,99. De rechtbank wijst dit beroep op de algemene voorwaarden echter af en houdt arbodienst 2 aansprakelijk voor de door de werkgever geleden schade, op grond van de overwegingen dat sprake was van een ernstige fout van de arbodienst, dat de geleden schade in schril contrast staat tot het maximale bedrag waarvoor de arbodienst aansprakelijk zou zijn en dat de arbodienst geen bijzonder belang heeft bij de aansprakelijkheidsbeperking. Het beroep op de algemene voorwaarden is volgens de rechtbank daardoor “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar”.


Commentaar

Het te laat starten van een tweede spoortraject is één van de meest voorkomende redenen op grond waarvan het UWV aan werkgevers een loonsanctie oplegt. Werkgevers dienen er op attent te zijn dat eigenlijk vrijwel steeds zodra de werknemer ten minste een jaar ziek is een tweede spoortraject moet worden gestart. Redenen voor uitstel daarvan worden door het UWV doorgaans als onvoldoende verworpen. Een ander punt van aandacht voor werkgevers dient een eventuele beperking van de aansprakelijkheid van de arbodienst te zijn. Het middel dat de rechtbank in dit geval van stal haalde om de arbodienst ondanks de bepaling in de algemene voorwaarden toch aansprakelijk te achten, is een uiterste redmiddel en werkgevers mogen er niet op rekenen dat rechters snel bereid zullen zijn hen daarmee te hulp te schieten.