ABN AMRO bank is verplicht hoge overeengekomen ontslagvergoedingen te betalen

ABN AMRO bank is verplicht hoge overeengekomen ontslagvergoedingen te betalen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 171
Vindplaats: Rechtbank Utrecht 9 oktober 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BK0260 e.a.
Uitspraak

In een ongewone samenstelling van drie kantonrechters heeft de rechtbank Utrecht vonnis gewezen in een geschil tussen de ABN AMRO bank en negen ontslagen bankiers. Inzet van het geschil was of de bankiers ABN AMRO konden houden aan een toezegging omtrent de hoogte van hun ontslagvergoeding, welke toezegging hen was gedaan om hen vooralsnog te behouden na de overname van de ABN AMRO bank door het bankenconsortium van RBS, Fortis en Santander.

De rechtbank heeft ABN AMRO bank veroordeeld de door de bankiers geëiste hoge ontslagvergoedingen te betalen. Deze ontslagvergoedingen waren gebaseerd op de vóór 1 januari 2009 geldende kantonrechtersformule, waarbij de ontslagvergoeding mede werd gebaseerd op de gemiddelde bonus van de laatste drie jaren en waarbij als correctiefactor 1,4 werd gehanteerd. ABN AMRO bank wilde de kantonrechtersformule toepassen zoals die sinds 1 januari 2009 geldt (waarin dienstjaren minder zwaar meewegen), wilde daarbij de laagste bonus van de laatste drie jaren meetellen en als correctiefactor 1 hanteren, met als gevolg dat de te ontvangen ontslagvergoeding bijna zou halveren.

ABN AMRO bank had alle denkbare juridische verweren uit de kast gehaald en gewezen op de kredietcrisis, een fundamentele herbezinning in de financiële sector, de staatssteun aan de bank, de negatieve bedrijfsresultaten van de bank en de maatschappelijke en politieke kritiek op de hoogte van bonussen en ontslagvergoedingen van topbankiers. De rechtbank heeft alle verweren echter verworpen.

De eenzijdige wijzigingsbevoegdheid waarop de bank zich beriep, werd door de rechtbank van de hand gewezen omdat het eenzijdige wijzigingsbeding niet in de arbeidsovereenkomst maar in de beleidsregels van de bank was opgenomen en omdat een ontslagvergoeding volgens de rechtbank geen arbeidsvoorwaarde is waarop een eenzijdig wijzigingsbeding kan worden toegepast. De bankiers handelden niet in strijd met goed werkgeverschap omdat geen sprake was van een wijziging van omstandigheden betreffende een individuele arbeidsrelatie, aangezien het over negen bankiers ging. En ook hier geldt dat de ontslagvergoeding geen arbeidsvoorwaarde was. Bovendien was geen sprake van een voorstel van de bank en is nauwelijks overleg gevoerd. Het beroep van de bank op onvoorziene omstandigheden die ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken, strandt eveneens. Weliswaar is sprake van omstandigheden die partijen niet in hun overeenkomst hadden verdisconteerd, maar omdat voor de instandhouding van de bank niet hoeft te worden gevreesd moet het beginsel dat het gegeven woord bindt zwaarder wegen, omdat het rechtsverkeer daarop berust. Op dezelfde gronden wordt tenslotte het verweer verworpen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de bankiers de bank aan de gedane toezegging houden.


Commentaar

Wat men van de beslissing van de rechtbank maatschappelijk gezien ook moge vinden (gelet op de hoogte van de salarissen en bonussen ging het per geval om bedragen van diverse honderdduizenden euro’s tot zelfs in de miljoenen euro’s), moet van het vonnis van de rechtbank worden gezegd dat het goed gemotiveerd is en juridisch knap in elkaar steekt.