Arbodienst aansprakelijk voor door UWV opgelegde loonsanctie

Arbodienst aansprakelijk voor door UWV opgelegde loonsanctie
Datum: 03-03-2019
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2019 / 330
Vindplaats: Rechtbank Noord-Nederland 27 februari 2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:754
Uitspraak

Een arbodienst was aansprakelijk voor de schade die een werkgever had geleden als gevolg van een loonsanctie die het UWV aan die werkgever had opgelegd wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen. De bedrijfsarts had beter in de gaten moeten houden of de aanbevolen behandeling wel van de grond kwam. De arbodienst kan zich niet beroepen op een beperking van de aansprakelijkheid die in algemene voorwaarden was opgenomen.

Bij een schoonmaakbedrijf werkt een Ghanese werkneemster die als schoonmaakster op een ziekenhuis werkt. In december 2015 valt zij ziek uit wegens lichamelijke en psychische klachten. Als het schoonmaakbedrijf in januari 2017 een deskundigenoordeel bij het UWV aanvraagt, worden de re-integratie-inspanningen van het schoonmaakbedrijf door het UWV als onvoldoende beoordeeld omdat de werkneemster geen adequate behandeling ondergaat. In overleg met de bedrijfsarts wordt de werkneemster vervolgens aangemeld voor deelname aan een multidisciplinair behandeltraject, maar met dit traject kan de werkneemster niet starten als gevolg van taalproblemen. In juli 2017 wordt dan een medisch expertise-onderzoek uitgevoerd, waaruit eveneens blijkt dat geen sprake is van adequate behandeling. De bedrijfsarts geeft de werkneemster dan een brief mee die zij aan haar huisarts moet overhandigen. In die brief wordt een nadere behandeling geadviseerd. Tevens adviseert de bedrijfsarts het schoonmaakbedrijf om een arbeidsdeskundige in te schakelen om te beoordelen of het eigen werk passend is. In augustus 2017 laat de bedrijfsarts het schoonmaakbedrijf weten dat uit telefonisch contact met de werkneemster is gebleken dat nadere behandeling zal worden opgestart. Eind november 2017 blijkt dan echter dat de geadviseerde behandeling niet van de grond is gekomen. In december 2017 legt het UWV vervolgens aan het schoonmaakbedrijf een loonsanctie op wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen. De verzekeringsarts van het UWV verwijt de bedrijfsarts dat hij niet actief genoeg is geweest in het bijsturen van de behandeling. Als gevolg van de loonsanctie moet het schoonmaakbedrijf gedurende een extra periode van 52 weken 70% van het loon aan de zieke werkneemster doorbetalen.
Het schoonmaakbedrijf stelt de arbodienst aansprakelijk voor de schade die het schoonmaakbedrijf daardoor lijdt. De arbodienst voert op diverse punten verweer, waardoor de rechtbank over de schadevergoedingsclaim moet oordelen. De rechtbank is van oordeel dat de bedrijfsarts niet heeft geoordeeld met de zorgvuldigheid die van “een redelijk bekwaam en redelijk handelende vakgenoot” mag worden verwacht, omdat de bedrijfsarts er op vertrouwd heeft dat de geadviseerde behandeling van de grond zou komen, terwijl de bedrijfsarts op grond van de gesloten overeenkomst en op grond van de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter iedere zes weken contact had moeten houden met de werkneemster. Volgens de rechtbank had de bedrijfsarts er meer “bovenop moeten zitten” en had hij het behandeltraject beter in de gaten moeten houden. De arbodienst is daardoor in beginsel aansprakelijk voor de schade die het schoonmaakbedrijf heeft geleden.
Dat het schoonmaakbedrijf ook eigen schuld zou hebben doordat zij de werkneemster toestemming had gegeven om in 2016 naar Ghana te reizen en doordat geen arbeidsdeskundig onderzoek is uitgevoerd, wordt door de rechtbank van de hand gewezen omdat er geen causaal verband is tussen deze feiten en het verwijt dat het UWV de bedrijfsarts maakt. Het verwijt van de arbodienst dat de casemanager van het schoonmaakbedrijf verzuimd zou hebben om een spreekuur bij de bedrijfsarts in te plannen wijst de rechtbank eveneens van de hand onder verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van de arbodienst. De arbodienst had tenslotte een beroep gedaan op een bepaling in de algemene voorwaarden volgens welke de aansprakelijkheid van de arbodienst zou zijn beperkt tot het bedrag dat het bedrag dat de arbodienst gedurende de laatste zes maanden voor de verleende diensten in rekening had gebracht. Dat zou neerkomen op een bedrag van iets meer dan € 800, terwijl de schade van het schoonmaakbedrijf een bedrag van ruim € 30.000 beloopt (€ 26.000 wegens door te betalen loon en meer dan € 4.500 wegens kosten van extra verzuimbegeleiding). Vanwege het grote verschil tussen beide bedragen en vanwege het feit dat de arbodienst een verzekering had gesloten die de schade zou dekken, oordeelt de rechtbank dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de arbodienst een beroep doet op de aansprakelijkheidsbeperking in de algemene voorwaarden.


Commentaar

Van alle loonsancties wordt 12% opgelegd omdat de verzekeringsarts van het UWV van mening is dat de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werknemer niet goed heeft ingeschat. In een brief aan de Tweede Kamer van 20 december 2018 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangekondigd dat hij per 1 januari 2021 zal uitsluiten dat op deze grond nog loonsancties kunnen worden opgelegd. Het advies van de bedrijfsarts wordt dan leidend bij de toetsing van de re-integratie-inspanningen van de werkgever. Tot die tijd blijven werkgevers echter het risico lopen dat de verzekeringsarts van het UWV van mening is dat de bedrijfsarts de belastbaarheid van de werknemer te laag heeft ingeschat. Daarmee blijven tot die tijd ook schadevergoedingsacties van een werkgever tegen de arbodienst mogelijk. Bij dergelijke schadevergoedingsacties is vaak de contractuele beperking van de aansprakelijkheid van de arbodienst een probleem. Het vonnis van de rechtbank laat zien dat een arbodienst zich echter niet zonder meer achter een contractuele beperking van de aansprakelijkheid kan verschuilen.