Auto en telefoon van de zaak kunnen tijdens ziekte niet worden ingenomen

Auto en telefoon van de zaak kunnen tijdens ziekte niet worden ingenomen
Datum: 25-08-2018
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2018 / 303
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 25 juli 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:3624
Uitspraak

Omdat al zeer lange tijd sprake was van privégebruik van een auto en telefoon van de zaak mocht de werknemer er van uitgaan dat dit een arbeidsvoorwaarde was. De werkgever mocht deze arbeidsvoorwaarde niet eenzijdig wijzigen en kon de auto en de telefoon dus tijdens ziekte niet innemen.

Bij een koeriersbedrijf was sinds 16 jaar een officemanager werkzaam, die op 5 maart 2018 ziek uitviel. Bij brief van 2 mei 2018 vordert de werkgever de auto en de telefoon terug, stellend dat de werknemer deze voor zijn werkzaamheden niet meer nodig heeft en dat de auto dringend noodzakelijk is in verband met een recente overname van een ander koeriersbedrijf. Op 7 en 8 mei 2018 laat de werkgever daarop de tankpas en het telefoonabonnement van de werknemer blokkeren. In de nacht van 4 op 5 juni 2018 laat de werkgever bovendien de auto meenemen. Met de betaling van de vakantietoeslag verrekent de werkgever tenslotte de kosten van de huur van een vervangende auto over de periode tot en met 4 juni 2018.
Deze acties van de werkgever leiden tot een kort geding bij de kantonrechter, waarin de werknemer schadevergoeding vordert wegens de onrechtmatige invordering van de auto en de telefoon alsmede betaling van de resterende vakantietoeslag. De werknemer stelt daarbij dat de lange duur van het gebruik van de auto en de telefoon met zich meebrengen dat de terbeschikkingstelling daarvan onderdeel is gaan maken van de arbeidsovereenkomst, die de werkgever niet eenzijdig kon wijzigen. De werkgever stelt daartegenover dat het gebruik van de auto en de telefoon niet in de arbeidsovereenkomst is opgenomen en dat daarom geen sprake is van een arbeidsvoorwaarde. De werkgever beroept zich bovendien op een bepaling in de toepasselijke CAO die de werknemer verplicht in bruikleen gegeven zaken, waaronder ook de auto, aan de werkgever terug te geven als hij deze voor zijn werk niet meer nodig heeft of wanneer daarom door de werkgever wordt verzocht.
De kantonrechter concludeert uit een recent arrest van de Hoge Raad dat het zeer lange gebruik met zich mee brengt dat de werknemer er van mocht uitgaan dat dit een arbeidsvoorwaarde was. Dat zou anders kunnen zijn geweest als de werkgever aan het gebruik voorwaarden had verbonden, bijvoorbeeld betreffende de omstandigheden waaronder teruggave van de auto aan de orde zou zijn, of ook als de werkgever er op zou hebben gewezen dat sprake was van bruikleen in de zin van de CAO-bepaling. Omdat de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding bevat en omdat niet voldaan is aan de voorwaarden waaronder de werknemer positief zou moeten reageren op een voorstel van de werkgever tot wijziging van de arbeidsovereenkomst, wijst de kantonrechter de vorderingen van de werknemer toe.
De werknemer had ook nog een vordering ingesteld tot afgifte van een kopie van zijn personeelsdossier, waarbij de werknemer zich had beroepen op de verplichtingen van de werkgever onder de AVG. Ook deze vordering wordt door de kantonrechter toegewezen. De werkgever had ter zitting van de kantonrechter al gesteld dat hij daartoe bereid was, maar dat het personeelsdossier uit niets anders bestond dan de arbeidsovereenkomst.


Commentaar

In een arrest van 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976, heeft de Hoge Raad aangegeven dat het voor de vraag wanneer er sprake is van een tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarde die de arbeidsovereenkomst aanvult, van belang is welke zin partijen aan elkaars gedragingen en verklaringen hebben toegekend en welke zin zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. Daarbij komt volgens de Hoge Raad betekenis toe aan:
1. de inhoud van de gedragslijn van de werkgever;
2. de aard van de arbeidsovereenkomst en de positie die de werkgever en de werknemer ten opzichte van elkaar innemen;
3. de lengte van de periode waarin de werkgever de betreffende gedragslijn heeft gevolgd;
4. hetgeen de werkgever en de werknemer in verband met deze gedragslijn ten opzichte van elkaar hebben verklaard, of juist niet hebben verklaard;
5. de aard van de voor- en nadelen die voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien;
6. de aard en omvang van de kring van werknemers ten opzichte van wie de gedragslijn is gevolgd.
De kantonrechter baseert zijn beslissing dat de terbeschikkingstelling van de auto en de telefoon een arbeidsvoorwaarde vormt, op de lange duur waarin de terbeschikkingstelling heeft plaatsgevonden en op het ontbreken van voorwaarden of gedragingen die zouden kunnen wijzen op een mogelijke beperking van dat gebruik, bijvoorbeeld in verband met ziekte.
Werkgevers die het gebruik van een auto, telefoon of andere zaken zoals een laptop tijdens ziekte willen beperken, doen er goed aan om zich dat recht bij de terbeschikkingstelling van de betreffende zaken uitdrukkelijk en schriftelijk voor te behouden. In die omstandigheden kan een werknemer immers als regel niet de verwachting hebben dat hij deze zaken ook tijdens ziekte onbeperkt privé kan blijven gebruiken.
Tenslotte: de beslissing dat de werkgever verplicht is een kopie van het personeelsdossier aan de werknemer te verstrekken, is in overeenstemming met de AVG. Het lijkt ons echter onwaarschijnlijk dat zich in dit personeelsdossier uitsluitend de arbeidsovereenkomst zou bevinden. Op grond van een arrest van de Hoge Raad uit 2013 (2 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4916) behoeft de werkgever echter geen kopie te verstrekken van interne notities, voor zover die uitsluitend zijn bedoeld voor intern overleg en beraad.