Belemmeringsverbod bij detacheringsovereenkomsten wel of niet rechtsgeldig?

Belemmeringsverbod bij detacheringsovereenkomsten wel of niet rechtsgeldig?
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2001 / 50
Vindplaats: Zie: kantongerecht Amsterdam 2 februari 2001, JAR 2001/59 en gerechtshof Amsterdam 8 maart 2001, JAR 2001/66
Uitspraak

Een werknemer is per 1 september 1999 bij een detacheringsbureau in dienst getreden en bij een opdrachtgever van het detacheringsbureau tewerkgesteld. Tussen de werknemer en het detacheringsbureau is een relatiebeding overeengekomen dat de werknemer verbiedt gedurende één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten te onderhouden met cliënten van het detacheringsbureau. Tussen het detacheringsbureau en de opdrachtgever is overeengekomen dat zij tijdens de opdracht en gedurende een jaar na de afloop daarvan geen medewerkers van elkaar in dienst zullen nemen. De werknemer wil ontslag nemen en bij de opdrachtgever in dienst treden. De werknemer en de opdrachtgever vorderen dat de kantonrechter een voorlopige voorziening treft waardoor de werknemer bij de opdrachtgever in dienst kan treden. De kantonrechter ziet het relatiebeding niet als een concurrentiebeding. Voor zover in een bodemprocedure mocht komen vast te staan dat wel sprake is van een concurrentiebeding, acht de kantonrechter het redelijk dat het concurrentiebeding wordt geschorst, omdat de werknemer maar met één klant (de opdrachtgever) contact heeft gehad en het verlies van een werknemer en een klant normale bedrijfsrisico’s zijn. De kantonrechter schorst ook het verbod tot het in dienst nemen van werknemers in de overeenkomst tussen het detacheringsbureau en de opdrachtgever, omdat dergelijke bedingen voor de inwerkingtreding per 1 juli 1998 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI) niet rechtsgeldig waren en uit de wetsgeschiedenis van de WAADI blijkt dat dit zogenaamde ‘indirecte belemmeringsverbod’ gehandhaafd is, ook al is het uit de wet verdwenen.In een ander geval waarin een werkneemster bij een opdrachtgever van een detacheringsbureau was tewerkgesteld, was eveneens een relatiebeding in de arbeidsovereenkomst en een verbod tot indienstneming van werknemers in de overeenkomst met de opdrachtgever opgenomen. Ook hier wil de werkneemster bij de opdrachtgever in dienst treden. Nadat de president van de rechtbank in kort geding de vordering tot schorsing van beide bedingen heeft afgewezen, moet het gerechtshof in hoger beroep over de vordering oordelen. Ook het gerechtshof beschouwt het relatiebeding niet als een concurrentiebeding. Het hof overweegt dat de wetsgeschiedenis van de WAADI uitwijst dat de werknemer tegen een indirect verbod tot indiensttreding bij de opdrachtgever zou worden beschermd door het algemene overeenkomstenrecht. Het gerechtshof komt na een toetsing aan het algemene overeenkomstenrecht tot het oordeel, dat het belang van de werkneemster bij vrije arbeidskeuze moet prevaleren boven het belang van het detacheringsbureau bij behoud van haar personeel en klanten, in die zin dat een verbod langer dan zes maanden als onredelijk moet worden beschouwd. Het gerechtshof is van mening dat de opdrachtgever daartegenover nog een vergoeding aan het detacheringsbureau zou moeten betalen, maar omdat het detacheringsbureau een aanbod daartoe van de hand heeft gewezen, behoeft de opdrachtgever die vergoeding niet meer te betalen.


Commentaar

In de Arbeidsvoorzieningswet was tot 1 juli 1998 het zogenaamde ‘indirecte belemmeringsverbod’ opgenomen, dat uitzendbureaus verbood te verhinderen dat uitzendkrachten bij de opdrachtgevers van het uitzendbureau in dienst waren. Met de WAADI is dit verbod verdwenen, maar tijdens de behandeling van die wet in de Tweede Kamer is de regering er van uitgegaan dat het algemene overeenkomstenrecht de werknemer voldoende zou beschermen. Uit bovengenoemde vonnissen blijkt dat de uitkomsten van die bescherming uiteen kunnen lopen. In het eerste geval kon de werknemer inderdaad bij de opdrachtgever in dienst treden. In het tweede geval mocht de werkneemster dat pas na zes maanden doen. Als het voor gedetacheerde werknemers mogelijk is direct bij de opdrachtgever in dienst te treden, wordt de positie van het detacheringsbureau wel erg wankel. Nadat het detacheringsbureau de werknemer en de opdrachtgever met elkaar in contact heeft gebracht, zouden opdrachtgevers er wel heel gemakkelijk voor kunnen kiezen om ‘het dure detacheringsbureau’ ter zijde te schuiven en rechtstreeks met de werknemer te gaan contracteren.