Beschikkingen gedifferentieerde WAO-premie 2002

Beschikkingen gedifferentieerde WAO-premie 2002
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2001 / 53

Uitspraak

De eerste uitvoeringsinstelling (SFB) heeft inmiddels aan werkgevers beschikkingen verzonden ter vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie over het jaar 2002. De andere uitvoeringsinstellingen zullen in de loop van het najaar nog volgen.
De gedifferentieerde WAO-premie bedraagt in 2002 voor kleine werkgevers minimaal 1,24% en maximaal 6,06% en voor grote werkgevers minimaal 0,45% en maximaal 8,08%. De grens tussen grote en kleine werkgevers ligt bij een premieloonsom van ƒ 750.000,-, gerekend over het jaar 2000.
Tussen de hierboven genoemde minima en maxima varieert het premiepercentage afhankelijk van het bedrag aan (korter dan vijf jaar lopende) WAO-uitkeringen dat in het jaar 2000 is uitbetaald aan (ex-) werknemers die bij het intreden van de arbeidsongeschiktheid bij de werkgever in dienst waren. De uiteindelijke financiële gevolgen zijn afhankelijk van de loonsom van het jaar 2002, waarover de gedifferentieerde premie wordt berekend. Naarmate deze loonsom stijgt, zijn de financiële gevolgen uiteraard groter.
Bij ontvangst van de beschikking tot vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie 2002 zou een werkgever naar onze mening de navolgende controles moeten doen respectievelijk de onderstaande afwegingen moeten maken.

Is een verzoek om indeling als grote (in plaats van kleine) werkgever mogelijk en zinvol?
Een werkgever die in het jaar 2000 nog een kleine werkgever was, maar in het jaar 2002 een grote werkgever zal zijn, kan om indeling als grote werkgever vragen indien de loonsom over het jaar 2002 naar verwachting tenminste 25% hoger zal zijn dan de loonsom over het jaar 2000. Indeling als grote werkgever is vanwege de lagere minimumpremie voordeliger als in het jaar 2000 geen WAO-uitkeringen aan de werkgever worden toegerekend. U kunt dat op de toegezonden beschikking zien. Het voordeel bedraagt (1,24% - 0,45% =) 0,79% over een loonsom van tenminste ƒ 750.000,- = tenminste ƒ 5.925,-. Om in aanmerking te komen voor indeling als grote werkgever dient binnen zes weken na ontvangst van de beschikking een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de uitvoeringsinstelling. Daarbij dient door middel van te verstrekken gegevens te worden aangetoond dat als vaststaand kan worden aangenomen dat het premieplichtig loon in 2002 tenminste ƒ 750.000,- zal bedragen en tenminste 25% hoger zal zijn dan het premieplichtig loon in 2000.

Is bezwaar tegen de beschikking zinvol?
Ten aanzien van de redenen voor het indienen van een bezwaarschrift kan onderscheid worden gemaakt tussen grieven die betrekking hebben op het recht op of de hoogte van de WAO-uitkering die aan de werkgever is toegerekend en andere grieven.

Grieven betreffende het recht op of de hoogte van de WAO-uitkering
Met betrekking tot de grief dat de WAO-uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan de werknemer is toegekend (en dat dus het percentage van de gedifferentieerde WAO-premie ook te hoog is vastgesteld), is van belang dat artikel 87e WAO bepaalt dat deze grieven niet meer kunnen worden aangevoerd tegen de beschikking waarbij de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie wordt vastgesteld. Reden hiervan is dat de werkgever vanaf 1 januari 1998 het recht heeft gehad om bezwaar aan te tekenen tegen de beschikking tot toekenning van de WAO-uitkering. Wie dat recht onbenut laat, heeft volgens de wet geen recht van spreken meer als de gedifferentieerde WAO-premie nadien verhoogd wordt vastgesteld. Er zijn echter ook WAO-uitkeringen die al vóór 1 januari 1998 zijn ingegaan en waarvan het laatste toekenningsbesluit van vóór 1 januari 1998 dateert. In die gevallen heeft de werkgever niet eerder het recht gehad bezwaar te maken tegen de toekenning van de WAO-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat de werkgever in dergelijke gevallen wel nog in bezwaar tegen de premiebeschikking kan klagen over het recht op of de hoogte van de onderliggende WAO-uitkering. De werkgever kan dan in bezwaar vragen om de motivering van het besluit tot toekenning van de uitkering. Tenzij de werknemer daarvoor toestemming geeft, zullen echter geen stukken worden toegezonden die medische gegevens, tenzij de werkgever daarvoor een arts aanwijst die tijdens de bezwaarprocedure als zijn gemachtigde optreedt, maar die ten opzichte van de werkgever aan zijn medisch beroepsgeheim blijft gebonden. Indien de werkgever weigert een dergelijke arts/gemachtigde in bezwaar te benoemen, zal het bezwaarschrift worden afgewezen. De werkgever kan dan in beroep bij de rechtbank. Volgens recente jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep kan de advocaat van de werkgever in beroep bij de rechtbank wel inzage krijgen in de stukken die medische gegevens bevatten, maar de rechtbank legt de advocaat dan wel geheimhouding op, ook ten opzichte van de werkgever. Vervolgens zijn twee gronden denkbaar waarop het beroep wordt voortgezet:

  • De werkgever neemt genoegen met inzage van de medische stukken door de advocaat. Als de stukken daartoe aanleiding geven procedeert de advocaat (eventueel met inschakeling van een arts en/of een arbeidskundige) verder, maar zonder dat de werkgever van de inhoud van (het medische deel van) de processtukken op de hoogte wordt gesteld.
  • De werkgever doet een beroep op de waarborgen die artikel 6 van het Europees Vedrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) aan een eerlijk proces verbindt en neemt geen genoegen met een proces waarbij hij niet kennis kan nemen van een deel van de processtukken. Zijn advocaat dient dan kennisname van de ten opzichte van de werkgever geheim te houden processtukken te weigeren. Gelet op jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep zal een procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg noodzakelijk zijn. Daarbij kan worden geklaagd over schending van het recht op een eerlijk proces door de Nederlandse Staat en schadevergoeding worden gevorderd.
Overige grieven
Grieven die niet betrekking hebben op de hoogte van of het recht op de WAO-uitkering kunnen in elk geval nog in bezwaar tegen de premiebeschikking worden ingebracht. In elk geval zijn de volgende grieven denkbaar en (gelet op de jurisprudentie) met kans op succes aan te voeren:
  • De arbeidsongeschiktheid van de werknemer is het gevolg van zwangerschap of bevalling. De WAO-uitkering wordt daardoor ten onrechte aan de werkgever toegerekend. Op dit punt bestaat een uitspraak van de rechtbank te Rotterdam, waartegen het Lisv echter in hoger beroep is gegaan.
  • De werknemer was eigenlijk al arbeidsongeschikt toen hij in dienst kwam. Het intreden arbeidsongeschiktheid lag daardoor vóór de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst en de WAO-uitkering is daardoor ten onrechte aan de werkgever toegerekend. Op dit punt bestaat een uitspraak van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch. Onbekend is of het Lisv daartegen hoger beroep heeft ingesteld.
  • De arbeidsovereenkomst was al geëindigd toen de arbeidsongeschiktheid intrad. De WAO-uitkering is daardoor ten onrechte aan de werkgever toegerekend.
  • De WAO-uitkering loopt langer dan vijf jaar en is ten onrechte aan de werkgever toegerekend.
  • Aan de werknemer is een (kennelijk) te hoog bedrag aan WAO-uitkering toegerekend. Bij deze grief dient u er rekening mee te houden dat bij de toerekening het kasstelsel geldt, zodat een uitkering die (bijvoorbeeld na een beroepsprocedure door de werknemer) over meerdere jaren ineens wordt nabetaald in zijn geheel in aanmerking wordt genomen in het jaar van betaling. Bij een kennelijk te hoge WAO-uitkering kan het echter de moeite lonen om middels bezwaar inzage in de stukken te verkrijgen om dit te controleren.
  • Bij de beschikking is ten onrechte niet vermeld aan welke werknemer de WAO-uitkering is toegekend (motiveringsklacht).
  • De uitvoeringsinstelling heeft de werknemer niet tijdig gekeurd en/of niet tijdig vastgesteld welke arbeid voor de werknemer passend was. Daardoor is de uitkering te laat (of in het geheel niet) op een lager bedrag vastgesteld en wordt een (mogelijk) te hoog uitkeringsbedrag aan de werkgever toegerekend. Van belang hierbij is dat in elk geval na één jaar een herkeuring dient plaats te vinden. Met name Cadans blijft hiermee vaak in gebreke.
  • Bij de beschikking is ten onrechte niet vermeld welke inspanningen de uitvoeringsinstelling heeft gedaan om de werknemer te reïntegreren (motiveringsklacht). Indien voor de werknemer geen passende arbeid bij de eigen werkgever voorhanden is, dient het Lisv zorg te dragen voor de reïntegratie van de werknemer. Indien op dat punt te weinig inspanningen zijn verricht, is de WAO-uitkering mogelijk te lang (tegen een te hoog bedrag) verstrekt en aan de werkgever toegerekend.
  • De werkgever met een stijgende loonsom wordt benadeeld doordat het percentage van de gedifferentieerde WAO-premie voor hem onevenredig hoog wordt vastgesteld en doordat dit percentage wordt toegepast op een inmiddels verder gestegen loonsom. Deze benadeling is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, zoals dat in artikel 1 van de Grondwet en in internationale verdragen is vastgelegd.

Ons kantoor behandelt een groot aantal procedures als hierboven bedoeld. Wij zijn daardoor uitstekend bekend met de zeer complexe materie van de wet Pemba. Als gevolg daarvan kunnen wij onze cliënten tegen relatief beperkte kosten van dienst zijn. Een procedure bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens tegen de Nederlandse Staat is reeds in voorbereiding. Cliënten van ons kantoor kunnen zich desgewenst bij deze procedure aansluiten. Op uw verzoek geven wij u graag nadere informatie.