De vakbond als procespartij

De vakbond als procespartij
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1996 / 4
Vindplaats: Zie: Kantonrechter 's-Gravenhage 23 januari 1996, JAR 1996/51, Kantonrechter Zwolle 19 april 1996, JAR 1996/133 en Kantonrechter Utrecht 22 mei 1996, JAR 1996/156
Uitspraak

Werknemers die een arbeidsgeschil hebben en lid zijn van een vakbond laten zich vaak bijstaan door de juridische dienst van hun vakbond. In sommige gevallen echter ziet men ook wel dat de vakbond zelf als procespartij optreedt. Meestal gaat het dan om vorderingen die werknemers niet individueel durven in te stellen uit angst daardoor bij de werkgever de gebeten hond te worden en uiteindelijk te worden ontslagen. In een drietal recente gevallen was de ontvankelijkheid van de vakbond in een dergelijke jegens de werkgever in te stellen vordering aan de orde.
Een aannemer weigerde te voldoen aan de CAO-verplichting om een lift op een bouwterrein te installeren. Na twee sommaties door de bond werd medegedeeld dat de plaatsing van een personen(bouw)lift niet meer zinvol was omdat de lift in het te bouwen gebouw bijna gereed was. De bond vorderde daarop vergoeding van door haar en haar leden geleden schade. De rechter wees ƒ 30.000 schadevergoeding toe wegens het tijdsbeslag dat de zaak had gelegd op het personeel van de bond en wegens verlies aan prestige en wervingskracht -en daarmee het verlies aan contributie-inkomsten van (potentiële) leden- dat de bond door de zaak had geleden. De rechter overwoog daarbij dat de aannemer voordeel genoten had door het niet aanbrengen van de lift.
Ook ontvankelijk verklaard werd een vakbond die van een busonderneming vorderde dat deze het loon uiterlijk op de eerste dag van de volgende betaalperiode zou voldoen. Het bedrijf had dit herhaaldelijk aan de bond toegezegd, maar bleef steeds in gebreke. De busonderneming werd veroordeeld tot tijdige betaling van het loon op straffe van betaling van een dwangsom, de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van het salaris bij te late betaling. Verder moest de busonderneming ƒ10.000 schadevergoeding aan de bond betalen voor het verlies aan vertrouwen en gezag en daardoor ledenverlies dat de bond geleden had doordat het leek dat zij bij de busonderneming niets kon bereiken.
Niet ontvankelijk verklaard werd daarentegen een aantal vakbonden dat van een werkgever vorderde dat deze ook winstuitkering zou doen aan 21 werknemers waaraan deze winstuitkering met een beroep op het winstdelingsreglement was onthouden op grond van hun gedrag of om andere redenen. De Kantonrechter meende dat de vakbonden niet bevoegd waren tot het instellen van de vordering omdat een vereniging alleen een rechtsvordering voor andere personen kan instellen, indien die vordering strekt tot bescherming van belangen die de vereniging ingevolge haar statuten behartigt. Krachtens hun statuten streven de bonden naar waarborging van de vrijheid van onderhandelen en van de belangenbehartiging van werknemers. Het niet betalen van de winstuitkering was geen bedreiging voor die onderhandelingsvrijheid en de belangenbehartiging van de werknemers door de vakbonden. Het feit dat de bonden werden geconfronteerd met onrust onder de werknemers en dat hun personeel daardoor belast werd, maakte de bonden voor de Kantonrechter evenmin ontvankelijk omdat confrontatie en bemoeienis met onrust voor een bond een normale zaak is.