Eerste beschikking inzake verhoogde vaststelling WAO-premie vernietigd

Eerste beschikking inzake verhoogde vaststelling WAO-premie vernietigd
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 25
Vindplaats: Zie: rechtbank 's-Gravenhage 12 november 1998, USZ 1998/320
Uitspraak

De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de beschikking inzake een (in het kader van de premiedifferentiatie) verhoogde vaststelling van de WAO-premie van een werkgever vernietigd. Het betrof een werknemer (in dienst gekomen op 8 augustus 1994, door ziekte uitgevallen op 23 november 1994 en nadien uit dienst gegaan wegens het verstrijken van de duur van zijn arbeidsovereenkomst) waaraan in 1995 een WAO-uitkering was toegekend. De WAO-uitkering liep door in het jaar 1996 en was daarmee van belang voor de vaststelling van de hoogte van de WAO-premie van de werkgever in 1998. In 1995 bestond voor de werkgever nog niet het recht tegen de toekenning van de WAO-uitkering aan een (ex-) werknemer bezwaar aan te tekenen en (bij afwijzing van dat bezwaar) beroep in te stellen. De rechtbank oordeelde dat het door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gegarandeerde recht op een eerlijk proces ten aanzien van de beschikking tot vaststelling van de WAO-premie vereist dat de werkgever ook een rechterlijk oordeel kan verkrijgen met betrekking tot de toekenning van de WAO-uitkering waarop de premievaststelling is gebaseerd. Het feit dat artikel 87e WAO de rechter verbiedt om bij de toetsing van de premievaststelling het besluit tot toekenning van de WAO-uitkering aan de ex-werknemer te toetsen, maakt dit artikel volgens de rechtbank onverbindend, zodat het buiten toepassing moet worden gelaten. De rechtbank oordeelt dat het besluit tot premievaststelling ook nog op een andere manier in strijd is met artikel 6 EVRM, namelijk omdat de uitvoeringsinstelling wel en de werkgever geen inzicht heeft gekregen in de medische gegevens van de ex-werknemer en het daarop gebaseerde besluit tot toekenning van de WAO-uitkering. Daardoor bestond tussen uitvoeringsinstelling en werkgever geen "equality of arms" (gelijke procespositie). De rechtbank is van oordeel dat het ongewenst is om jaren nadat de WAO-uitkering aan de ex-werknemer is toegekend, het besluit tot toekenning van die uitkering alsnog ter discussie te stellen, maar constateert tegelijkertijd dat de uitvoeringsinstelling de premie heeft vastgesteld, zoals deze verplicht was te doen. Daardoor moet een afdoende oplossing van het probleem volgens de rechtbank op nadere regelgeving berusten. Het beroep van de werkgever wordt echter wel gegrond verklaard.


Commentaar

Het eerste succes in de strijd tegen de premiedifferentiatie in de WAO lijkt behaald, al heeft de Centrale Raad van Beroep natuurlijk het laatste oordeel. Het lijkt echter niet waarschijnlijk dat die tot een ander oordeel zal komen, al is niet geheel uitgesloten dat de Centrale Raad het wel mogelijk acht om het besluit tot toekenning van de WAO-uitkering bij het bestrijden van het besluit tot vaststelling van een verhoogde WAO-uitkering alsnog ter discussie te stellen. Voor na 1 januari 1998 toegekende WAO-uitkeringen ligt de zaak anders. In dat geval heeft de werkgever immers wel het recht om tegen de toekenning van de WAO-uitkering in bezwaar en beroep te gaan. Als de werkgever dat doet, komt de vraag aan de orde van de verbindendheid van de wettelijke regeling, waarbij het vereiste inzicht in de medische gegevens die geleid hebben tot de toekenning van de WAO-uitkering, wegens privacybescherming van de werknemer niet aan de werkgever zelf verschaft wordt, maar aan een arts/gemachtigde die in de plaats van de werkgever treedt en die ten opzichte van de werkgever aan zijn medisch beroepsgeheim is gebonden. In een dergelijk geval ligt de zaak aanmerkelijk ingewikkelder, bijvoorbeeld omdat het de vraag is of de rechter tegelijkertijd de WAO-uitkering aan de (ex-) werknemer kan toekennen én een voorbehoud kan maken voor de latere vaststelling van de WAO-premie van de werkgever, indien de rechter van oordeel zou zijn dat het vanwege de privacybescherming van de werknemer niet mogelijk is om de werkgever voldoende inzicht te geven in de medische aspecten die de toekenning van de WAO-uitkering rechtvaardigen. Deze kwestie wordt ongetwijfeld vervolgd. Wij houden U uiteraard op de hoogte.