Geen loonsanctie wegens niet opstarten tweede spoortraject

Geen loonsanctie wegens niet opstarten tweede spoortraject
Datum: 10-12-2016
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2016 / 278
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 23 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4454
Uitspraak

Het UWV had ten onrechte aan een werkgever een loonsanctie opgelegd wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen ten opzichte van een arbeidsongeschikte werknemer. Het risico dat de re-integratie in passende arbeid in de eigen onderneming uiteindelijk toch niet succesvol zou zijn, mocht de werkgever op grond van alle omstandigheden van het geval nemen. Dat het uiteindelijk toch niet is gelukt, betekent niet dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht.

Bij een ambulancebedrijf werkte een centralist, die voorheen had gewerkt als ambulanceverpleegkundige. Op 23 november 2011 was de centralist ziek uitgevallen wegens psychische klachten. Een poging om hem te re-integreren in zijn eigen werk op de meldkamer werd na twee maanden gestaakt. In overleg tussen de werkgever, de werknemer en de bedrijfsarts is toen besloten om de re-integratie te richten op de functie van ambulanceverpleegkundige. Ten tijde van de eerstejaarsevaluatie was de werknemer voor 70% in dat werk hervat, via een rooster met afwisselend een 24-uurs dienst en enkele dagen geen dienst. Met deze situatie waren werkgever en werknemer tevreden. Voor de resterende 30% zou de arbeidsovereenkomst worden beëindigd. Kort voordat de werknemer een WIA-uitkering zou aanvragen, deed zich echter een incident voor in de vorm van een emotionele en onacceptabele uitbarsting van de werknemer. Dit incident was voor de werkgever reden om de werknemer op non-actief te stellen en om hem te laten onderzoeken door een psycholoog. Uit dat onderzoek blijkt vervolgens dat de functie van ambulanceverpleegkundige voor de werknemer toch niet geschikt is. Het UWV legt dan een loonsanctie op omdat de werkgever onvoldoende zou hebben omgezien naar ander passend werk in de eigen onderneming (eerste spoor) en naar passend werk in de onderneming van een andere werkgever (tweede spoor). De werkgever moet door deze loonsanctie het loon tijdens ziekte nog eens 52 weken doorbetalen.
De werkgever verzet zich in bezwaar en beroep tevergeefs tegen de loonsanctie, maar vindt in hoger beroep wel gehoor voor zijn bezwaren. Volgens de Centrale Raad van Beroep volgt reeds uit het feit dat re-integratie heeft plaatsgevonden in de functie van ambulanceverpleegkundige, dat voldoende is gezocht naar passend werk in de eigen onderneming. Ook het verwijt dat het tweede spoor (passende arbeid in de onderneming van een andere werkgever) niet is gestart, verwerpt de Centrale Raad van Beroep. De re-integratie in de functie van ambulanceverpleegkundige leek te gaan lukken en alle betrokkenen waren daarmee akkoord. De werkgever mocht daarom het risico nemen dat de functie uiteindelijk toch niet geschikt zou zijn. Dat de re-integratie in die functie achteraf toch niet is gelukt, betekent daarom niet dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever onvoldoende waren.


Commentaar

In de eerste jaren na inwerkingtreding van de nieuwe regeling van de loonsanctie, heeft de Centrale Raad van Beroep zich buitengewoon streng opgesteld als het ging om toetsing van de re-integratie-inspanningen van de werkgever. De laatste tijd lijkt de Centrale Raad van Beroep wat meer oog te hebben voor standpunten van de werkgever dienaangaande, hetgeen leidt tot een meer gewogen oordeel over die re-integratie-inspanningen. Overigens heeft de regering een wetswijziging aangekondigd op grond waarvan geen loonsanctie meer zal worden opgelegd wegens tekortkomingen bij het tweede spoortraject.