Geen schriftelijke arbeidsovereenkomst, toch rechtsgeldig proeftijdbeding

Geen schriftelijke arbeidsovereenkomst, toch rechtsgeldig proeftijdbeding
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 172
Vindplaats: Kantonrechter Zwolle 21 augustus 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BK0852
Uitspraak

Een werkneemster treedt op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 19 februari 2009 als planner in dienst bij een bedrijf dat opleidingen en cursussen verzorgt op het gebied van EHBO en bedrijfshulpverlening. In het door de werkgever gebruikte bedrijfspand is, althans tot 1 maart 2009, nog een ander bedrijf gevestigd dat onderwijsinstellingen op MBO- en HBO-niveau in stand houdt. Tijdens haar dienstverband met de werkgever werkt de werkneemster ten dele ook voor dat bedrijf. Op

7 januari 2009 heeft de werkneemster een gesprek met dat andere bedrijf over een dienstverband vanaf 19 februari 2009, de datum waarop haar arbeidsovereenkomst bij haar werkgever afloopt. Naar aanleiding van dat gesprek stelt dat bedrijf een arbeidsovereenkomst op voor bepaalde tijd tot 18 februari 2010. De werkneemster zal in dienst treden in de functie van administratief medewerkster maar haar functie zal half juli nader worden omschreven op basis van haar werk- en opleidingsniveau. De werkneemster stelt over de arbeidsovereenkomst, die een proeftijdbeding bevat, twee vragen die betrekking hebben op de functiebenaming en het salaris. De werkgever past de arbeidsovereenkomst daarna aan, maar tot ondertekening daarvan komt het niet. Op 16 maart 2009 beëindigt de nieuwe werkgever de arbeidsovereenkomst met een beroep op het proeftijdbeding.

De werkneemster verweert zich daartegen, stellend dat de tweede arbeidsovereenkomst een voortzetting is van de eerste, zodat geen nieuw proeftijdbeding kon worden overeengekomen, en dat het proeftijdbeding niet schriftelijk is overeengekomen en dus niet rechtsgeldig is. Zij vordert bij de kantonrechter in kort geding onder meer werkhervatting en loondoorbetaling.

Het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dat geen sprake is van een voortgezette arbeidsovereenkomst. Beide werkgevers zijn niet met elkaar verbonden. Dat zij tot 1 maart 2009 in één pand gevestigd zijn geweest en dat de werkneemster tijdens haar eerste arbeidsovereenkomst ook voor de andere werkgever heeft gewerkt, is onvoldoende. De functie van de werkneemster in het eerste en tweede dienstverband was verschillend en de activiteiten van de werkgevers verschilden ook van elkaar. De werkneemster heeft in het nieuwe dienstverband bovendien een vrije dag gevraagd aan de nieuwe werkgever.

Ook het verweer dat het proeftijdbeding niet schriftelijk is vastgelegd wordt door de kantonrechter in zijn voorlopig oordeel verworpen. Vast stond dat de werkgever de proeftijd schriftelijk wilde vastleggen en dat de werkneemster op de toegezonden concept-arbeidsovereenkomst slechts twee opmerkingen had, die niet op de proeftijd betrekking hadden. De kantonrechter schat daarom in dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat de werkneemster zich niet kan beroepen op ontbrekende gebondenheid aan het proeftijdbeding door het niet ondertekend hebben daarvan. De vorderingen van de werkneemster worden daarom afgewezen.


Commentaar

Hoewel de kantonrechter de werkgever in dit geval te hulp schiet, doen werkgevers er goed aan om de werknemer de werkzaamheden niet te laten aanvangen alvorens de arbeidsovereenkomst met het proeftijdbeding is getekend. Met de aanvang van de werkzaamheden is sprake van een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst, ook al is het contract nog niet getekend. Een mondelinge arbeidsovereenkomst is immers ook rechtsgeldig. Tegelijkertijd eist de wet voor een rechtsgeldig proeftijdbeding wel de schriftelijke vorm. Zonder handtekening van de werknemer onder de arbeidsovereenkomst is het proeftijdbeding niet rechtsgeldig. Hoewel het redelijk lijkt dat de kantonrechter de werkneemster in dit geval tegenwerpt dat zij zich niet verzet heeft tegen het proeftijdbeding zodat de werkgever mocht verwachten dat zij daarmee akkoord zou gaan en dus ook zou tekenen, is de werkelijkheid toch dat er geen schriftelijk proeftijdbeding is. Niet elke kantonrechter zal de werkgever daarom in een soortgelijk geval te hulp willen komen.