Geen verzekeringsplicht meer voor zelfstandigen die door tussenkomst van een ander werkzaam zijn

Geen verzekeringsplicht meer voor zelfstandigen die door tussenkomst van een ander werkzaam zijn
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1998 / 21
Vindplaats: Zie: Besluit Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 19 augustus 1998, nr. SV/WV/98/2920, Staatscourant 26 augustus 1998, nr. 161
Uitspraak

Verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen bestaat in gevallen waarin sprake is van een arbeidsovereenkomst (dienstbetrekking) en in door bij Koninklijk Besluit aangewezen gevallen waarin sprake is van een met een dienstbetrekking gelijk te stellen arbeidsverhouding (fictieve dienstbetrekking). Bij het Koninklijk Besluit van 24 december 1986 is onder meer als gelijkgestelde arbeidsverhouding aangewezen (artikel 3) "de arbeidsverhouding van de persoon die persoonlijk arbeid verricht ten behoeve van een derde door tussenkomst van de natuurlijke persoon tot wie of van het lichaam tot welk de arbeidsverhouding bestaat." Het artikel had met name ten doel de verzekeringsplicht zeker te stellen van uitzendkrachten en het uitzendbureau aan te wijzen als inhoudingsplichtige voor de premies ingevolge de werknemersverzekeringswetten (WW, WAO en Ziekenfondswet). Anders dan bij andere "gelijkgestelde arbeidsverhoudingen" het geval was, was geen uitzondering gemaakt voor de zelfstandige uitoefening van een beroep of bedrijf. Daardoor heeft de Centrale Raad van Beroep de laatste jaren de bijvoorbeeld informatietechnici en interim-managers die zelfstandig, maar door tussenkomst van een detacheringsbedrijf of bemiddelingsbureau, hun beroep of bedrijf uitoefenden in een aantal gevallen als verzekeringsplichtig aangemerkt. Detacherings- en bemiddelingsbureaus werden daardoor (vaak met terugwerkende kracht) geacht op de betalingen aan de "werknemer" premies werknemersverzekeringen in te houden, terwijl het hen wettelijk verboden was om deze achteraf nog op de "werknemers" te verhalen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aan deze situatie inmiddels een einde gemaakt. Het voornoemde Koninklijk Besluit gaf de minister de mogelijkheid de betreffende bepaling buiten toepassing te verklaren. Van deze mogelijkheid heeft de Staatssecretaris thans gebruik gemaakt. Zelfstandige ondernemers worden daardoor niet langer verzekeringsplichtig door het enkele feit dat zij door tussenkomst van een derde werkzaam zijn.


Commentaar

Zelfstandige ondernemers zullen in de regel niet in gezagsverhouding werkzaam zijn, zodat een gewone dienstbetrekking doorgaans ontbreekt. Als vervolgens ook een fictieve dienstbetrekking ontbreekt, is er geen verzekeringsplicht. Of sprake is van een zelfstandig ondernemer blijkt in de jurisprudentie af te hangen van een groot aantal feitelijke omstandigheden, waarvan er niet één op zichzelf beslissend is: het aantal opdrachtgevers, de mate waarin naar nieuwe opdrachtgevers wordt gezocht, het lopen van debiteurenrisico, het doen van investeringen, het zich naar buiten toe presenteren als ondernemer, inschrijving in het handelsregister, het beschikken over een omzetbelastingnummer, het verzekerd zijn tegen inkomensderving door arbeidsongeschiktheid. In beginsel kunnen belastingdienst en uitvoeringsinstelling verschillende afwegingen maken voor de beoordeling van de inhoudingsplicht voor de loonbelasting en de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen. De beoordeling of sprake is van een zelfstandig ondernemer geschiedt per arbeidsverhouding afzonderlijk. Denkbaar is dat naast een zelfstandige onderneming een arbeidsverhouding bestaat die verzekeringsplichtig is. Het blijft dus in elk geval opnieuw oppassen geblazen! Voor de toepassing van de loonbelasting geldt een soortgelijke regeling, opgenomen in artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting 1965. Verwacht wordt dat ook deze regeling nog zal worden gewijzigd. In de praktijk leverde de inhouding van loonheffing echter zelden problemen op, omdat de belastingdienst vaak bereid bleek af te zien van heffing van loonbelasting bij het detacherings- of bemiddelingsbureau in ruil voor heffing van inkomsten- of vennootschapsbelasting bij de ondernemer zelf.