Een chocoladefabriek had een vertegenwoordiger in dienst, die naar de mening van de werkgever onvoldoende omzet behaalde. Op 14 oktober 1996 voert de werkgever met de vertegenwoordiger een functioneringsgesprek, waarna de werknemer zich ziek meldt. In 1996 was de werknemer al eerder regelmatig ziek geweest. De werkgever vraagt de kantonrechter in Alphen aan den Rijn de arbeidsovereenkomst met de vertegenwoordiger te ontbinden wegens onvoldoende functioneren van de vertegenwoordiger.
Zonder dat de vertegenwoordiger op zijn ziekte een beroep heeft gedaan, oordeelt de kantonrechter dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte in dit geval niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter wijst daarbij op het wettelijke verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid, welk verbod ten doel heeft de werknemer te beschermen tegen ontslagaanzegging tijdens ziekte. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou evenwel mogelijk zijn, indien het ziektebeeld anders onnodig lang zou worden verlengd omdat op voorhand reeds duidelijk is dat de terugkeer van de werknemer in zijn functie niet mogelijk is. Daarvan was in dit geval echter geen sprake.
De bovenstaande uitspraak illustreert het beleid dat de meeste kantonrechters voeren ten aanzien van ontbinding van de arbeidsovereenkomst tijdens ziekte: wel ontbinding als de ziekte verband houdt met het ontslag (hetgeen meestal het geval is), maar niet als de ziekte veroorzaakt wordt door andere omstandigheden. In het laatste geval is het overigens vaak zo dat ook de werknemer graag duidelijkheid wil over de afloop van de ontbindingsprocedure, zodat er toch vaak een ontbinding komt.