Ontslag niet kennelijk onredelijk

Ontslag niet kennelijk onredelijk
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2009 / 169
Vindplaats: Gerechtshof Leeuwarden, www.rechtspraak.nl, ljn: BJ5810
Uitspraak

Een bedrijf heeft sinds negentien jaar een 44-jarige werknemer in dienst in de functie van machine operator, als de arbeidsovereenkomst met hem in 2007 door de werkgever wordt opgezegd. Tevoren had (toen nog) het CWI daarvoor een ontslagvergunning afgegeven. De door het CWI aanwezig geachte ontslaggrond is dat de arbeidsverhouding duurzaam en onherstelbaar is verstoord als gevolg van aan de werknemer te verwijten gedrag. Het gaat dan met name om zijn verzuimgedrag, waarop hij door de werkgever meerdere malen is aangesproken.

Als de werkgever weigert om op verzoek van de werknemer een ontslagvergoeding ter grootte van 9,5 maandsalarissen te betalen, stelt de werknemer bij de kantonrechter een vordering tot verkrijging van een ontslagvergunning in, stellend dat het gegeven ontslag kennelijk onredelijk is vanwege een voorgewende of valse reden en vanwege het feit dat de gevolgen van het ontslag voor hem te ernstig zijn in verhouding tot het belang van de werkgever bij het ontslag.

De kantonrechter wijst die vordering af. Daarbij wijst de kantonrechter op het voortdurende dubieuze ziekteverzuim van de werknemer, op het feit dat de werknemer niet gevoelig is gebleken voor de waarschuwingen van de werkgever, op het niet collegiale gedrag van de werknemer en op het feit dat de werknemer zich niet laat corrigeren en hulp van de werkgever heeft geweigerd. De werknemer heeft aangevoerd dat hij psychische klachten heeft, maar die zijn volgens de kantonrechter niet werkgerelateerd. Dat de werknemer nu werk moet zoeken in een regio (Groningen) waar de werkgelegenheid slecht is terwijl de werknemer gebrekkig is opgeleid en een eenzijdig arbeidsverleden heeft, heeft de werknemer volgens de kantonrechter aan zichzelf te wijten.

De werknemer laat het er echter niet bij zitten en stelt hoger beroep in bij het gerechtshof te Leeuwarden. Daar stelt hij onder meer nog dat hij zijn privéproblemen en gezondheidsklachten in 2004 aan de werkgever kenbaar heeft gemaakt en dat de werkgever hem daarna steeds kritischer is gaan benaderen. Uiteindelijk is hij moeten gaan verhuizen naar het westen van het land om daar na een opleiding tot beveiligingsbeambte hopelijk een vaste baan te vinden. De werkgever stelt dat de werknemer helemaal niet open is geweest over zijn klachten en problemen en dat hij hulp die door de werkgever en de bedrijfsarts is aangeboden steeds heeft geweigerd.

Het hof oordeelt allereerst dat het enkele ontbreken van een ontslagvergoeding, het ontslag niet kennelijk onredelijk maakt. Dan herhaalt het hof de overwegingen uit eerdere arresten van de gerechtshoven Amsterdam, ’s-Hertogenbosch en Arnhem (als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Leeuwarden) van 7 juli 2009 waaruit blijkt dat met alle omstandigheden van het geval rekening moet worden gehouden, als beoordeeld moet worden of een ontslag kennelijk onredelijk is vanwege de gevolgen die dat ontslag voor de werknemer heeft. Het hof vindt dat de opzeggingsgrond geheel in de risicosfeer van de werknemer ligt en baseert dit op de gespreksverslagen en waarschuwingsbrieven die de werkgever vanaf medio 2004 heeft opgesteld. Ook het weigeren van door de werkgever geboden hulp is voor het hof van belang. De werkgever heeft de werknemer nog outplacement aangeboden, en dat was voor het hof voldoende. Het ontslag is volgens het hof niet kennelijk onredelijk en de werknemer krijgt ten aanzien van de gevorderde ontslagvergoeding nul op het rekest.


Commentaar

Op 7 juli 2009 hebben de gerechtshoven Amsterdam, ’s-Hertogenbosch en Arnhem (destijds als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Leeuwarden) in een gecoör-dineerde actie een aantal arresten gewezen waarin zij aangeven op welke wijze zij de hoogte van ontslag-vergoedingen bepalen, als procedures over een kennelijk onredelijk ontslag in hoger beroep door die gerechtshoven moeten worden behandeld. De daarbij te hanteren zogenaamde XYZ-formule komt neer op de helft van de ontslagvergoeding volgens de zogenaamde “kantonrechtersformule” zoals die tot 1 januari 2009 gold bij verzoekschriften tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het gerechtshof ’s-Gravenhage had op 14 oktober 2008 al beslist dat bij dit hof in hoger beroep van kennelijk onredelijk ontslagzaken de kantonrechtersformule zou gelden zoals die vanaf 1 januari 2009 geldt, maar dan met aftrek van 30%.

Los van de rechtsongelijkheid die uitgaat van deze arresten van de verschillende hoven, was één van de vragen die na de betreffende arresten rees of een ontslag nu eerder kennelijk onredelijk zou worden geacht dan voorheen. “Kennelijk onredelijk” dient te worden verstaan als “voor iedereen kenbaar, duidelijk onredelijk” en dat zou een relatief hoge drempel opwerpen voor de toekenning van ontslagvergoedingen in kennelijk onredelijk ontslagzaken. Daargelaten dat die drempel bij veel kantonrechters in de praktijk altijd al veel lager was, rees de vraag of de drempel voor het toekennen van ontslagvergoedingen in kennelijk onredelijk ontslagzaken bij de gerechtshoven nu niet ineens verlaagd was tot misschien wel het veel lagere niveau van de ontbindingszaken zoals die bij de kantonrechters dienen. Hoewel ook in ontbindingszaken door kantonrechters niet altijd vergoedingen worden toegekend, bevestigt het bovenstaande arrest dat ook in kennelijk onredelijk ontslagzaken na de arresten van 7 juli 2009 niet steeds een ontslagvergoeding wordt toegekend.

Echte duidelijkheid over deze kwestie is overigens pas te verwachten als de Hoge Raad daarover zal hebben geoordeeld.