Ontslagvergoeding bij ontslag wegens langer dan twee jaar durende arbeidsongeschiktheid?

Ontslagvergoeding bij ontslag wegens langer dan twee jaar durende arbeidsongeschiktheid?
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 145
Vindplaats: Gerechtshof ’s-Gravenhage 9 november 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: BC1197<BR>
Gerechtshof ’s-Gravenhage 9 november 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: BC1200<BR>
Gerechtshof ’s-Gravenhage 16 november 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: BC1193<BR>
Gerechtshof ’s-Gravenhage 23 november 2007, www.rechtspraak.nl, ljn: BC1185
Uitspraak

In de maand november 2007 heeft het Gerechtshof ’s-Gravenhage vier arresten gewezen over de vraag of een werknemer die wegens langer dan twee jaar durende arbeidsongeschiktheid door de werkgever wordt ontslagen, recht heeft op een ontslagvergoeding. In alle gevallen was de arbeidsovereenkomst door de werkgever met toestemming van het CWI opgezegd en had de werknemer een ontslagvergoeding gevorderd stellend dat het ontslag kennelijk onredelijk was omdat de gevolgen van het ontslag voor de werknemer te ernstig waren in verhouding tot het belang bij het ontslag voor de werkgever.<BR>

In het eerste geval ging het om een 47 jaar oude administratief medewerkster van een bank met 32 dienstjaren die tijdens een reorganisatie in oktober 2001 was uitgevallen wegens een combinatie van lichamelijke (RSI) en psychische klachten. Hoewel de bank het loon tot mei 2003 volledig had doorbetaald, een afscheidsgratificatie van een maandsalaris betaalde, de opbouw van het pensioen voortzette en de WAO-uitkering aanvulde tot 80% van het loon, vorderde de werkneemster een ontslagvergoeding van &#8364; 150.000. Nadat de rechtbank de vordering had afgewezen, kende het hof alsnog een ontslagvergoeding toe van &#8364; 40.000. Het hof overwoog daartoe dat weliswaar niet gebleken was van oorzakelijk verband tussen enige schending van de zorgplicht van de werkgever voor goede arbeidsomstandigheden enerzijds en de arbeidsongeschiktheid van de werknemer anderzijds, maar dat voor een ontslagvergoeding aanleiding bestond vanwege de leeftijd van de werkneemster, de duur van haar dienstverband, haar geringe kans op het vinden van ander werk, haar inkomensachteruitgang en het feit dat de reorganisatie en daarmee verband houdende overplaatsing van de werkneemster van Delft naar Leidschendam in de risicosfeer van de bank lagen.<BR>

In het tweede geval ging het om een 49-jarige manager van constructieprojecten met veertien dienstjaren, die in mei 2002 arbeidsongeschikt geworden was wegens een arbeidsconflict. De werknemer was inhoudelijk erg sterk maar hem werd gebrekkig communiceren verweten. De gevorderde ontslagvergoeding bedroeg ruim &#8364; 805.000, zijnde het bedrag van het te derven inkomen. De rechtbank had de vordering afgewezen vanwege het feit dat aannemelijk was dat de oorzaak van het arbeidsconflict tenminste mede aan de werknemer te wijten was en vanwege het ontbreken van oorzakelijk verband tussen arbeidsomstandigheden en ziekte. Het hof liet dat oordeel in stand en overwoog daarbij nog dat de werknemer te weinig inzicht had gegeven in zijn medische situatie, dat de werkgever weliswaar te weinig re-integratie-inspanningen had gedaan maar dat de werknemer passend werk had geweigerd en dat er geen reden was om aan te nemen dat de werknemer vanwege zijn leeftijd geen nieuwe baan meer zou vinden.<BR>

In het derde geval ging het om een 54 jaar oude werknemer met 24 dienstjaren die als hoofd administratie werkzaam was en in juni 2002 uitviel wegens een herseninfarct. De rechtbank had een ontslagvergoeding van &#8364; 75.000 toegekend vanwege de niet geheel adequate re-integratie, het langdurige dienstverband en de beperkte mogelijkheden tot het vinden van ander werk. Het hof nam dat oordeel grotendeels over.<BR>

In het vierde en laatste geval ging het om een 48-jarige werknemer met 24 dienstjaren die de functie had van “lead operator” en zich in september 2001 ziek gemeld had wegens lage rug- en vermoeidheidsklachten. De rechtbank had de vordering van de werknemer afgewezen. Ook het hof deed dat. Volgens het hof was een oorzakelijk verband tussen de arbeidsongeschiktheid en het werk niet komen vast te staan, was niet gebleken dat de werkgever passend werk voor de werknemer had terwijl de werkgever destijds nog niet verplicht was om passend werk bij een andere werkgever te zoeken en had de werknemer er ook nooit blijk van gegeven open te staan voor re-integratie-activiteiten.


Commentaar

De arresten van het hof tonen aan dat de toekenning van een ontslagvergoeding aan een werknemer die na twee jaar arbeidsongeschiktheid wordt ontslagen de ene keer wordt uitgesproken en de andere keer wordt geweigerd. Natuurlijk speelt daarbij een rol hoe oud de werknemer is, hoe lang hij in dienst was en wat zijn kansen op de arbeidsmarkt zijn. Maar zelfs als al die factoren in het voordeel van de werknemer spreken wordt nog lang niet altijd een ontslagvergoeding toegekend. Bepalend lijkt vooral te zijn of de arbeidsongeschiktheid verband houdt met het werk (arbeidsongeval, beroepsziekte, gebrekkige arbeidsomstandigheden, arbeidsconflict) en of de werkgever kan worden verweten dat hij zich te weinig heeft ingespannen voor de re-integratie van de werknemer. In dat laatste geval zijn natuurlijk ook de re-integratie-inspanningen van de werknemer zelf van belang. Onzeker is tenslotte wat de hoogte van een eventuele ontslagvergoeding zou zijn. De kantonrechtersformule speelt daarbij (in elk geval formeel) geen rol als het gaat om procedures wegens de kennelijk onredelijkheid van het ontslag, zeker niet in hoger beroep omdat de gerechtshoven zich nooit hebben geconformeerd aan de richtlijn die de kantonrechters daarover hebben geformuleerd.