Overeenkomst tot beëindiging van arbeidsovereenkomst blijft in stand

Overeenkomst tot beëindiging van arbeidsovereenkomst blijft in stand
Datum: 10-03-2013
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2013 / 223
Vindplaats: Kantonrechter Heerenveen 4 februari 2013, www.rechtspraak.nl, LJN: BZ2863
Uitspraak

Ondanks dat de werkgever aan de werknemer maar beperkte bedenktijd had gegund en ondanks dat de werknemer niet van juridische bijstand was voorzien, kan de werknemer de door hem gesloten overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst volgens de kantonrechter niet vernietigen.

Bij een werkgever die internetdiensten verleent (webhosting en domeinregistratie) zijn twee werknemers in dienst die met elkaar gehuwd zijn. In het verleden heeft één van beiden (de vrouw) een onderneming gehad waarin hostingactiviteiten werden verricht, die vervolgens zijn verkocht aan een ander bedrijf, waarbij beide echtelieden in dienst zijn getreden. Daarna heeft dat bedrijf haar onderneming overgedragen aan een bedrijf dat nu de werkgever van beide echtelieden is. Met de nieuwe werkgever ontstaat een conflict, dat leidt tot de ziekmelding van één van beide echtelieden (de man). De arbodienst oordeelt dat geen sprake is van een ziekte, maar van een arbeidsconflict en adviseert een time-out van twee weken, waarin partijen moeten proberen hun geschil op te lossen. De behandelend psycholoog van de man is echter van mening dat sprake is van een depressieve stoornis, een burn-out en van een posttraumatische stressstoornis. Vervolgens doet de casemanager van de arbodienst aan de man een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Zes dagen later bezoekt deze casemanager de beide echtelieden, waarbij zij een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst van beide echtelieden meebrengt. In het gesprek met de beide echtelieden deelt de casemanager mede dat beide echtelieden zich schuldig zouden hebben gemaakt aan diefstal van een domeinnaam en van het doen van negatieve uitlatingen over de werkgever, hetgeen een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. Aanvankelijk hebben de beide echtelieden de aangeboden beëindigingsovereenkomst niet ondertekend, maar later die dag hebben zij de casemanager gebeld met de mededeling dat zij daarmee alsnog akkoord gaan, waarna de casemanager ‘s avonds is teruggegaan naar de woning van de beide echtelieden. Bij die gelegenheid zijn de beëindigingsovereenkomsten alsnog getekend. De arbeidsovereenkomsten eindigen daardoor met inachtneming van een termijn van ruim een maand. Als de werkgever op de eindafrekening van de arbeidsovereenkomst de aflossing in mindering brengt van een geldlening die de vorige werkgever met de beide echtelieden heeft gesloten en die door de huidige werkgever van de vorige werkgever is overgenomen, roept de advocaat van de beide echtelieden de vernietiging van de beide beëindigingsovereenkomsten in, stellend dat sprake is van dwaling en/of misbruik van omstandigheden. Ten aanzien van de man wordt bovendien gesteld dat deze getekend zou hebben onder invloed van een geestelijke stoornis, waarbij gewezen wordt op de door de psycholoog vastgestelde ziektes en op het gebruik van een medicijn (een antidepressivum).

Het komt tot een kort geding bij de kantonrechter, waarbij de beide echtelieden doorbetaling van loon vorderen. De kantonrechter neemt het uitgangspunt dat de beëindigingsovereenkomsten een vaststellingsovereenkomst vormen in de zin van de wet, dat wil zeggen een overeenkomst waarbij een geschil tussen partijen wordt geregeld of een dreigend geschil wordt voorkomen. Als het gaat om het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, mag de werkgever er volgens de kantonrechter niet al te snel op vertrouwen dat een werknemer akkoord gaat met de vrijwillige beëindiging van het dienstverband. Er moet sprake zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer, terwijl op de werkgever een onderzoekplicht kan rusten om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk instemde met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Voor wat betreft het beroep op dwaling stelt de kantonrechter dat terughoudend moet worden omgegaan met het beroep op dwaling indien sprake is van een vaststellingsovereenkomst. Volgens een arrest van de Hoge Raad kunnen partijen geen beroep doen op dwaling ter zake van hetgeen waarover partijen getwist hadden of waarover onzekerheid bestond, aangezien zij dat nu juist in de vaststellingsovereenkomst hebben geregeld. Maar een beroep op dwaling is wel mogelijk als een misvatting zou hebben bestaan ten aanzien van hetgeen partijen als zeker en onbetwist aan de overeenkomst ter grondslag hebben gelegd, aangezien die misvatting dan juist niet in de vaststellingsovereenkomst tussen partijen is geregeld. De kantonrechter verwerpt het beroep op dwaling omdat hij het niet aannemelijk acht dat de beide echtelieden een onjuiste voorstelling van zaken hadden ten aanzien van de vraag of er daadwerkelijk sprake was van een dringende reden van ontslag op staande voet. Zij hadden de werkgever namelijk laten weten dat zij de vaststellingsovereenkomst hadden gesloten vanwege de verstoorde arbeidsverhouding en vanwege de gezondheidsklachten van de man.
Ook het beroep op misbruik van omstandigheden wordt verworpen. Daarvan is sprake als iemand weet of moet begrijpen dat de ander door bijzondere omstandigheden, zoals een noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid wordt bewogen tot het verrichten van rechtshandeling terwijl die ander weet of moet begrijpen dat hij hem van het verrichten van die rechtshandeling zou hebben moeten weerhouden. Het enkele feit dat de man psychische problemen had, hoefde de werkgever volgens de kantonrechter echter niet van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst te weerhouden. De psychische problemen van de man waren daarvoor niet ernstig genoeg en bij de vrouw waren deze in het geheel niet aanwezig. Het gesprek met de casemanager van de arbodienst kwam volgens de kantonrechter ook niet uit de lucht vallen, maar was een vervolgstap in een al op gang zijnd proces om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, met het oog op de verstoring van de arbeidsverhouding.
Dat sprake was van een geestelijke stoornis waardoor de man niet in staat was zijn wil te bepalen, acht de kantonrechter tenslotte onvoldoende aangetoond met slechts de verwijzing naar de diagnose van de psycholoog en het gebruik van een antidepressivum. Uiteindelijk blijft de beëindigingsovereenkomst in stand.


Commentaar

De kantonrechter hecht in dit vonnis vooral belang aan het feit dat sprake was van een vaststellingsovereenkomst. Als partijen een geschil regelen in een vaststellingsovereenkomst is het niet snel mogelijk om die overeenkomst vervolgens weer te vernietigen. Dat zou immers betekenen dat partijen weer verder zouden kunnen betwisten over hetgeen hen verdeeld hield, terwijl zij nu juist beoogd hadden dat in de vaststellingsovereenkomst te regelen. Alleen als sprake was van een misvatting ten aanzien van enig uitgangspunt bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst en partijen over dat uitgangspunt nu juist geen geschil hadden, kan een vaststellingsovereenkomst wegens dwaling worden vernietigd. Het lijkt er op dat de kantonrechter de werknemers (die in geldnood verkeerden) in dit geval afrekent op het feit dat zij zich pas tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gingen verzetten, toen bleek dat de werkgever de aflossing van de geldlening nog met de werknemers ging verrekenen. De werknemers hebben daardoor de schijn over zich afgeroepen dat zijn niet zozeer bezwaar hadden tegen de beëindiging van de arbeidsovereenkomst als wel tegen het feit dat zij het bedrag van de eindafrekening van de arbeidsverhouding niet daadwerkelijk gingen ontvangen.