Schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit UWV

Schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit UWV
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 175
Vindplaats: Centrale Raad van Beroep 17 december 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BK8371
Uitspraak

Een werkgever die zich bezig houdt met het detacheren van interim-administrateurs wordt in 2001 onaangenaam verrast met een besluit van het UWV dat de interim-administrateurs werkzaam zijn in een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding, zodat met ingang van 1 januari 2001 premies werknemersverzekeringen moeten worden ingehouden en afgedragen. De werkgever maakt tegen dat besluit bezwaar, maar dat bezwaar wordt door het UWV ongegrond verklaard. In beroep bij de rechtbank heeft de werkgever meer succes. Het beroep wordt gegrond verklaard en de beslissing die het UWV heeft genomen op het bezwaarschrift van de werkgever wordt vernietigd. Het UWV berust in de uitspraak van de rechtbank en neemt een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift waarbij de bezwaren van de werkgever alsnog gegrond worden verklaard. Het besluit dat de interim-administrateurs verzekerd waren op grond van de werknemersverzekeringswetten wordt herroepen.

Eind goed, al goed zou men denken, maar toch nog niet helemaal. De werkgever heeft kosten gemaakt voor het indienen van het bezwaarschrift en voor het inrichten van een loonadministratie voor de interim-administrateurs die hij van het UWV vergoed wil zien. Voor wat de kosten van de bezwaarprocedure is van belang dat het bezwaar dateert van vóór de inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke voorprocedures op 12 maart 2002. Dat betekent dat de werkgever recht heeft op de werkelijk gemaakte kosten van de bezwaarprocedure, mits het maken van die kosten én de omvang van die kosten redelijk is. De werkgever vraagt het UWV om vergoeding van 13.747,25 euro wegens de kosten van de bezwaarprocedure en 30.000 euro wegens intern gemaakte kosten voor het inrichten en voeren van een loonadministratie.

Het UWV kent voor de kosten van de bezwaarprocedure 2.415 euro toe (15 uren tegen het door de gemachtigde gehanteerde uurtarief van 161 euro, dat door het UWV redelijk wordt geacht). Voor de tijd die de eigen medewerkers van de werkgever hebben besteed aan de loonadministratie kent het UWV echter slechts een bedrag van 159 euro toe, zijnde het bedrag van het maximumpremieloon per dag ingevolge de WW en WAO. Over beide bedragen vergoedt het UWV dan de wettelijke rente. De werkgever kan zich daar niet bij neerleggen en maakt bezwaar tegen het besluit van het UWV, welke bezwaar echter door het UWV ongegrond wordt verklaard. De werkgever gaat daarna opnieuw in beroep bij de rechtbank en heeft opnieuw succes. De rechtbank acht een vergoeding van de kosten van de bezwaarprocedure van 3.864 euro (24 uur x 161 euro) redelijk. Voor de intern gemaakte kosten van het voeren van de loonadministratie kent de rechtbank een vergoeding toe van 16.629 euro, overeenkomend met het bedrag dat de accountant van de werkgever had geoffreerd voor het opzetten en voeren van een loonadministratie voor de interim-administrateurs.

Bij die beslissing kan het UWV zich echter niet neerleggen en het komt tot een hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De vergoeding van kosten van de bezwaarprocedure laat de Centrale Raad van Beroep daarbij in stand, omdat de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd waarom een aantal van 24 uur redelijk is. De vergoeding van de kosten van het voeren van de loonadministratie vindt echter in het geheel geen genade in de ogen van de Raad. De rechtbank had die vergoeding gebaseerd op eigen beleidsregels van het UWV, maar volgens de Raad heeft de rechtbank miskend dat die regels niet van toepassing zijn als de werkgever zich heeft voorzien van professionele rechtsbijstand. De kosten van het voeren van de loonadministratie komen volgens de Raad in het geheel niet voor vergoeding in aanmerking omdat het voeren van een loonadministratie wettelijk verplicht is. Dat die administratie door het onrechtmatige besluit van het UWV meer omvattend is geweest brengt volgens de Raad nog niet met zich mee dat daaraan de kosten verbonden zijn die de accountant begroot had. Bovendien gaat het volgens de Raad niet om werkelijk gemaakt kosten, maar slechts om een offerte.


Commentaar

Als een bestuursorgaan, zoals het UWV, een besluit neemt dat later vernietigd wordt, staat de onrechtmatigheid van dat besluit daarmee vast en ook dat het bestuursorgaan daarvan een verwijt te maken valt. De burger heeft daarom recht op vergoeding van de schade die hij door dat besluit heeft geleden. De vergoeding van de kosten van beroep, hoger beroep en (sinds 12 maart 2002) ook het voorafgaande bezwaar worden daarbij echter vergoed volgens een forfaitair bedrag op basis van een puntensysteem. Dat leidt vrijwel steeds tot vergoeding van een bedrag aan proceskosten dat de werkelijk gemaakte kosten bij lange na niet dekt. Maar als de burger overige schade heeft geleden (zoals in het bovengenoemde geval de kosten van het voeren van een loonadministratie) dan komt die schade in beginsel voor volledige vergoeding in aanmerking.

Aan die burger staan daartoe een aantal verschillende methoden ter beschikking om vergoeding van dergelijke schade te krijgen. De burger kan de schadevergoeding vorderen bij de burgerlijke rechter, door het bestuursorgaan te dagvaarden. Maar de burger kan ook kiezen voor schadevergoeding in een bestuursrechtelijke procedure, en dat dan op twee manieren. Als geprocedeerd wordt over de rechtsgeldigheid van een beslissing op een bezwaarschrift, kan niet alleen de vernietiging van die beslissing worden gevraagd maar ook vergoeding van de schade. Dat is handig, omdat de rechter dan de schadevergoeding in één keer mee kan nemen in de uitspraak. Vaak komt de vergoeding van schade echter pas achteraf aan de orde, en dan kan de burger, zoals in dit geval, het bestuursorgaan vragen om een besluit te nemen over de gevraagde schadevergoeding. Tegen dat besluit staan de middelen van bezwaar, beroep en hoger beroep open. Loopt dat echter niet zoals de burger hoopt, dan volgt een nieuwe lange procedure langs de rechterlijke colleges.

Meestal wordt gekozen voor de weg van het aanvragen van een schadebesluit, eventueel gevolgd door bezwaar en beroep. Die weg is de burger immers tegen die tijd al bekend. Maar hoewel de Centrale Raad van Beroep pretendeert dat men bij het beoordelen van verzoeken om schadevergoeding de jurisprudentie van de burgerlijke rechter volgt, krijgen wij nogal eens de indruk dat de Raad toch wel vooral erg vriendelijk is voor het UWV als bestuursorgaan. De bovengenoemde uitspraak is daarvan een voorbeeld. Het valt toch moeilijk te ontkennen dat de werkgever in kwestie extra kosten heeft gemaakt voor het (achteraf ten onrechte) voeren van een loonadministratie, ook voor de interim-administrateurs. Over de omvang van die interne kosten kan best van mening worden verschild, maar om nu niets toe te kennen uitsluitend omdat de gevorderde kosten waren gebaseerd op een begroting in een offerte, lijkt ons toch een beetje kras. Als het gaat om schade van enige omvang, verdient het dan ook overweging om vergoeding daarvan bij de burgerlijke rechter te vorderen.