Vakantiedagen van arbeidsongeschikte werknemer zijn niet vervallen

Vakantiedagen van arbeidsongeschikte werknemer zijn niet vervallen
Datum: 18-01-2020
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2020 / 367
Vindplaats: Gerechtshof Den Haag 24 december 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:3444
Uitspraak

De werkgever kon geen beroep doen op het vervallen van (wettelijke minimum) vakantiedagen omdat de werkneemster niet kon re-integreren en daarom ook niet in staat was geweest om de vakantiedagen op te nemen, en omdat de werkgever de werkneemster niet tijdig en nauwgezet had geïnformeerd over het vervallen van de vakantiedagen.

Bij een apotheek werkt een werkneemster in de functie van teamleidster. Na een gesprek over een herschikking van taken binnen de apotheek meldt de werkneemster zich op 3 maart 2016 ziek. De bedrijfsarts oordeelt dat geen sprake is van ziekte, maar van een arbeidsconflict. De werkneemster verricht daarna aangepaste werkzaamheden, maar valt op 31 mei 2016 alsnog uit wegens klachten die verband houden met haar zwangerschap. Als gevolg van die klachten blijft de werkneemster arbeidsongeschikt tot aan haar zwangerschapsverlof. Na het bevallingsverlof hervat de werkneemster haar werkzaamheden, maar al na twee dagen werken valt zij opnieuw ziek uit wegens rugklachten. Uiteindelijk komt het tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 1 november 2017. Daarbij wordt afgesproken dat de werkneemster tot 1 november 2017 wordt vrijgesteld van werkzaamheden en dat per 1 november 2017 een eindafrekening van vakantiedagen en vakantietoeslag plaatsvindt. Bij die eindafrekening betaalt de apotheek een vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen, maar volgens de werkneemster is die te laag. Een vordering van de werkneemster om het verschil bij te betalen, wordt door de kantonrechter toegewezen.
De apotheek is het daarmee niet eens en stelt hoger beroep in bij het gerechtshof. Volgens de apotheek zijn de vakantie-uren over 2016 vervallen, omdat de werkneemster voldoende gelegenheid heeft gehad om die dagen op te nemen. De aard van de arbeidsongeschiktheid brengt dat volgens de apotheek met zich mee. Het hof is het daarmee echter niet eens. Uit de wetsgeschiedenis leidt het hof af dat de vakantiedagen van een langdurig zieke werknemer niet vervallen als de werknemer niet in staat is om die vakantiedagen op te nemen en dat de werknemer in staat is om de vakantiedagen op te nemen als aan hem re-integratieverplichtingen zijn opgelegd. Volgens het hof is de werkneemster in 2016 en in de eerste zes maanden daarna niet of maar zeer beperkt in staat geweest om vakantie op te nemen. Uit niets blijkt volgens het hof dat de werkneemster kon re-integreren. Bovendien heeft de werkgever de werkneemster niet voldoende nauwkeurig en tijdig geïnformeerd over de vakantierechten, zodat de werkneemster nog van die vakantiedagen gebruik kan maken.


Commentaar

Vakantiedagen verjaren na vijf jaar, maar het wettelijke minimumaantal vakantiedagen (vier weken per jaar) vervalt al zes maanden na het einde van het kalenderjaar waarin de dagen zijn opgebouwd. Het doel daarvan is om werknemers aan te sporen om tenminste deze vakantiedagen tijdig op te nemen.
Tussen verjaren en vervallen bestaan twee verschillen. Op verjaring moet de werkgever een beroep doen, maar het vervallen van de vakantiedagen moet de rechter uit eigen beweging toepassen. En de werknemer kan de verjaringstermijn opnieuw laten aanvangen door de werkgever te berichten dat hij de vakantiedagen alsnog wenst op te nemen, terwijl dat bij vervallen van vakantiedagen niet zo is.
In geval van een werknemer die langdurig arbeidsongeschikt is geweest, vervallen de vakantiedagen niet als de werknemer de vakantiedagen door zijn ziekte niet heeft kunnen opnemen, hetgeen het geval is als hij ook niet tot re-integratie in staat was. Een werknemer die kan re-integreren kan volgens de wetgever ook vakantiedagen opnemen. Als hij dat vervolgens niet doet binnen zes maanden na het einde van het kalenderjaar waarin die dagen zijn opgebouwd, vervallen de minimumvakantiedagen.
De minimumvakantie van vier weken is gebaseerd op een Europese Richtlijn. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald dat op het vervallen van het minimum aantal vakantiedagen alleen een beroep kan worden gedaan als de werkgever de werknemer eerst nauwkeurig heeft gewezen op het vervallen van de vakantiedagen en de werknemer aldus tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om de vakantiedagen alsnog op te nemen. Een beroep op het vervallen van vakantiedagen zal daardoor niet snel succesvol zijn.