Verbod op indiensttreding bij inlener rechtsgeldig

Verbod op indiensttreding bij inlener rechtsgeldig
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2002 / 66
Vindplaats: Zie: kantonrechter Amsterdam 20 augustus 2002, JAR 2002/213
Uitspraak

Een automatiseringsmedewerkster treedt op 3 januari 2000 voor de duur van twee jaar in dienst van een detacheringsbedrijf en wordt gedetacheerd bij een grote accountantsmaatschap. Overeengekomen is dat de medewerkster niet zonder toestemming van het detacheringsbedrijf bij een opdrachtgever in dienst mag treden. Hoewel de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan en niet in de mogelijkheid van tussentijdse opzegging voorziet, zegt de medewerkster de arbeidsovereenkomst tegen 1 mei 2000 op en treedt bij de accountantsmaatschap in dienst. Pas na een jaar vordert het detacheringsbureau van de medewerkster verbeurde boetes en schadevergoeding. De medewerkster verweert zich door te stellen dat het detacheringsbureau toezeggingen niet is nagekomen, dat het boetebeding nietig is, dat het beding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, dat haar belang om bij de accountantsmaatschap in dienst te treden zwaarwegender is dan het belang van het detacheringsbureau bij handhaving van het beding en dat het detacheringsbureau haar rechten heeft verwerkt door lang te wachten met het instellen van de vordering. De kantonrechter verwerpt alle verweren. Volgens hem brengt geen wetsbepaling met zich mee dat het verbod om bij de accountantsmaatschap in dienst te treden nietig zou zijn. Hij overweegt verder dat het belang van het detacheringsbureau bij handhaving van dat verbod evident en zwaarwegend is. Letterlijk stelt hij dat het detacheringsbureau zijn bedrijf wel kan opdoeken als het al haar medewerkers zou zijn toegestaan rechtstreeks in dienst van haar opdrachtgevers te treden.


Commentaar

Detacheringsbureaus zullen dit vonnis met instemming begroeten. Toch is er meer aan de hand dan uit het vonnis lijkt. Bij de invoering van de Wet Allocatie Arbeidskrachten Door Intermediairs heeft de minister het wegvallen van het voor die tijd in de wet voorkomende verbod om aan derden ter beschikking gestelde arbeidskrachten te verhinderen bij derden verdedigd door er op te wijzen dat de werknemers daartegen in het vervolg door het algemene overeenkomstenrecht zouden worden beschermd en dat in hun rechtsbescherming aldus niets zou wijzigen. Op deze wetsgeschiedenis had de medewerkster geen beroep gedaan en de kantonrechter had er ook geen acht op geslagen. Was dat wel het geval geweest, dan zou de zaak wel eens heel anders kunnen zijn verlopen.