Vergoeding door werknemer van schade aan bedrijfsauto tijdens privégebruik?

Vergoeding door werknemer van schade aan bedrijfsauto tijdens privégebruik?
Datum: 23-08-2014
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2014 / 243
Vindplaats: Hoge Raad 11 juli 2014, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2014:1629
Uitspraak

De werkgever kon de schade die was ontstaan tijdens privégebruik van de auto door de werknemer niet op de werknemer verhalen omdat de werkgever niet had gezorgd voor een verzekering van het risico op gebruikelijke voorwaarden en de werknemer zich daardoor niet bewust was geweest van de extra risico’s die hij daardoor liep.
Een pensioenfonds had aan een werknemer een auto ter beschikking gesteld, waarvan de werknemer ook gebruik mocht maken voor privédoeleinden. Op 13 november 2009 was de werknemer in Amsterdam bij een vriend, die op zijn hond zou passen. Omdat de hond na het uitlaten vies was geworden, was de werknemer de hond achter de woning gaan schoonmaken. Daarbij had hij de sleutel van de auto samen met de huissleutel van de woning van de vriend op de voordeur van de woning laten steken. De deur was daarbij geopend gebleven. Bij terugkomst bleek niet alleen de sleutelbos te zijn verdwenen maar ook de auto. De leasemaatschappij had voor de auto een verzekering gesloten, welke echter geen uitkering deed bij schade ontstaan door opzet, grove schuld, grove roekeloosheid of onzorgvuldig handelen. Op grond daarvan werd de schade niet vergoed en de leasemaatschappij sprak daarom het pensioenfonds aan tot vergoeding van deze schade. Het pensioenfonds wenste de schade op zijn beurt te verhalen op de werknemer en baseerde zich daarbij op de leaseregeling, waarin was vermeld dat schade ontstaan door schuld, opzet of grove roekeloosheid niet door de verzekering zou zijn gedekt en op de werknemer zou worden verhaald.
Als de werknemer weigert de schade te vergoeden, vordert het pensioenfonds bij de kantonrechter een verklaring voor recht dat de werknemer voor deze schade aansprakelijk is. De kantonrechter wijst deze vordering evenwel af en in hoger beroep wordt dit vonnis door het gerechtshof bekrachtigd. De werkgever wordt verweten dat een verzekeringsdekking is afgesproken die afwijkt van de wet, in die zin dat niet slechts uitsluiting van de dekking plaatsvindt bij opzet of roekeloosheid, maar ook bij grove schuld of onzorgvuldig handelen. Naar het oordeel van de kantonrechter en het gerechtshof heeft de werknemer weliswaar verwijtbaar gehandeld, maar niet ernstig verwijtbaar. Omdat de werknemer gehouden was de keuze van de werkgever voor een verdergaande uitsluiting van de verzekeringsdekking te volgen, achten de kantonrechter en het gerechtshof het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar als de werknemer verdergaand aansprakelijk zou zijn dan in het geval van opzet of bewuste roekeloosheid.
Het pensioenfonds laat het er niet bij zitten en stelt cassatieberoep in bij de Hoge Raad, maar de Hoge Raad laat het arrest van het gerechtshof in stand. Bij gebreke van een keuzemogelijkheid van de werknemer voor een beperktere verzekeringsdekking en bij gebreke van een ondubbelzinnige keuze van de werknemer daarvoor, zou verhaal door het pensioenfonds van de geleden schade op de werknemer in strijd zijn met goed werkgeverschap. Auto’s die door de werkgever ter beschikking worden gesteld zijn doorgaans nieuw en voor de Hoge Raad is van belang dat het gebruikelijk is om voor nieuwe auto’s een cascoverzekering (allriskverzekering) af te sluiten. De Hoge Raad overweegt dat schade als gevolg van diefstal of ernstige beschadiging van een nieuwe auto doorgaans niet of slechts bezwaarlijk door een werknemer is te dragen en is daarom van mening dat schade ontstaan tijdens privé gebruik van de auto alleen voor rekening van de werknemer kan worden gebracht als sprake is van opzet of roekeloosheid. De door het gerechtshof gehanteerde strengere norm dat sprake moet zijn van opzet of bewuste roekeloosheid, geldt volgens de Hoge Raad alleen bij risico’s die bestaan bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, derhalve tijdens zakelijk gebruik van de auto. Een uitzondering op de regel dat er in beginsel een gebruikelijke verzekeringsdekking behoort te zijn, is volgens de Hoge Raad mogelijk bij schade van geringe omvang, waaronder de Hoge Raad schade verstaat die redelijkerwijs voor eigen risico van de werknemer is te brengen als prikkel voor voorzichtig en zorgvuldig gedrag.


Commentaar

Schade die de werkgever lijdt als gevolg van beschadiging van de auto van de zaak tijdens zakelijk gebruik is voor rekening van de werkgever, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Bewuste roekeloosheid betekent daarbij dat de werknemer zich op het moment van de gedraging bewust moet zijn geweest van het roekeloze karakter van de gedraging. Deze norm is zo streng dat verhaal van schade doorgaans onmogelijk is. Voor schade tijdens het privégebruik van de auto van de zaak geldt deze strenge norm echter niet. De Hoge Raad heeft nu bepaald dat in dat geval verhaal van schade op de werknemer alleen kan plaatsvinden bij opzet of roekeloosheid. Maar schuld van de werknemer (in de zin van verwijtbaarheid) is ook in dat geval dus nog steeds niet voldoende. Opvallend is dat de Hoge Raad een uitzondering maakt voor verhaal op de werknemer van het eigen risico van de gesloten verzekering. Niet duidelijk is echter of deze uitzondering ook geldt bij schade ontstaan tijdens het zakelijk gebruik van de auto van de zaak.