Verzoek om als grote werkgever (Pemba) te worden aangemerkt kan profijtelijk zijn!

Verzoek om als grote werkgever (Pemba) te worden aangemerkt kan profijtelijk zijn!
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1999 / 32
Vindplaats: Zie: Artikel 1 lid 2 Besluit premiedifferentiatie WAO
Uitspraak

In het kader van de wet Pemba is de WAO-premie gesplitst in een voor alle werkgevers gelijke basispremie (voorstel Lisv voor 2000: 6,15%) en een voor alle werkgevers verschillende gedifferentieerde premie, dit laatste al naar gelang de WAO-instroom van (ex-) werknemers van de betreffende werkgever. De gedifferentieerde premie is gemaximeerd. Voor zogenaamde „grote” werkgevers geldt een maximumpremie van 5,56% (voorstel Lisv voor 2000). Voor „kleine” werkgevers geldt een lager maximum (voorstel Lisv 2000: 4,17%), maar geldt ook steeds een minimumpremie (voorstel Lisv 2000: 1,24%). Hoewel voor grote werkgevers als zodanig geen minimumpremie wordt vastgesteld, betalen zij (door de wijze waarop de gedifferentieerde premie wordt berekend) toch steeds een bedrag aan gedifferentieerde premie . In het voorstel van het Lisv voor het jaar 2000 komt dit als minimum te betalen bedrag uit op 0,67% van de loonsom. De grens tussen een „grote” en een „kleine” werkgever ligt in het jaar 2000 bij een bedrag aan premieplichtig loon (voor de WAO) van ƒ 706.500, gerekend over het jaar 1998. Een werkgever aan wie voor het jaar 2000 geen WAO-lasten worden toegerekend (dat wil zeggen dat aan zijn (ex-) werknemers in 1998 geen korter dan 5 jaar lopende WAO-uitkeringen zijn uitbetaald), betaalt slechts de minimum gedifferentieerde premie. Het is voor die werkgever voordeliger om als grote werkgever te worden aangemerkt, dan als kleine werkgever. De minimum gedifferentieerde premie bedraagt dan immers niet 1,24%, maar 0,67%. Indien de werkgever in 1998 nog een kleine werkgever was, maar gelet op de loonsom van het jaar 2000 inmiddels een grote werkgever zou zijn én indien het verschil tussen de loonsom van 1998 en de loonsom van 2000 tenminste 25% is, kan de werkgever bij de uitvoeringsinstelling een verzoek indienen om als grote werkgever te worden aangemerkt. Dat verzoek moet worden gedaan binnen zes weken na de datum waarop de beschikking tot vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor het jaar 2000 is genomen. Deze beschikking wordt in het najaar door de uitvoeringsinstelling verzonden. Aangezien op voorhand bekend is of een werkgever de minimumpremie dan wel een premie hoger dan de minimumpremie zal moeten gaan betalen (dat is immers afhankelijk van de al bekende WAO-lasten over 1998) en het voordeel 0,57% van de loonsom, ofwel 0,57% van tenminste ƒ 706.500 bedraagt, is hier met één enkele brief een voordeel te halen van tenminste ƒ 4.027,05. Wij adviseren u dan ook de beschikking tot vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie voor 2000 op dit mogelijk voordeel te controleren.


Commentaar

Zoals wij al bij verschillende gelegenheden hebben betoogd, heeft het zin om ook op andere punten bijzondere aandacht te geven aan de in het najaar te ontvangen beschikking tot vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde WAO-premie. Indien een vóór 1 januari 1998 toegekende WAO-uitkering leidt tot verhoogde vaststelling van die premie, is het nog mogelijk om in bezwaar en beroep grieven aan te voeren tegen het besluit tot toekenning van die WAO-uitkering. Tegen de beslissing tot toekenning van de WAO-uitkering kan vervolgens worden ingebracht dat deze beslissing in strijd met het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens niet voorzien is van een voor de werkgever kenbare en overtuigende motivering van zowel het medische als het arbeidskundige aspect van de toekenning van die uitkering. Omdat het geven van een dergelijke motivering de uitvoeringsinstelling in de problemen kan brengen, gelet op de privacybescherming van de medische gegevens van de werknemer, liggen hier wellicht mogelijkheden om aan de gevolgen van de premiedifferentiatie te ontkomen. Ook is het zinvol te controleren of de WAO-uitkeringen die leiden tot de verhoogde vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie wel mee dienen te tellen. Was de betreffende werknemer wel op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid bij de werkgever in dienst? Liep de WAO-uitkering in 1998 niet langer dan vijf jaar? Zijn bij de overdracht van een onderneming de WAO-uitkeringen en het gemiddeld premieplichtig loon wel op de juiste wijze in aanmerking genomen (dat wil zeggen: bij een overdracht voor 1 januari 1998 niet en bij een overdracht daarna wel)? Is de WAO-uitkering niet uitsluitend (tijdelijk) toegekend omdat de uitvoeringsinstelling de keuring van de werknemer niet binnen het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid had afgerond? Bij de controle van de beschikkingen zijn wij u desgewenst graag behulpzaam.