Vordering tot werkhervatting toegewezen

Vordering tot werkhervatting toegewezen
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 156
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 1 oktober 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BF5160
Uitspraak

Bij een apotheek werkt sinds 1 november 1992 een apothekersassistente die zich op 29 mei 2008 ziek meldt als gevolg van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts acht haar arbeidsongeschikt als gevolg van ziekte of gebrek en adviseert, geheel in lijn met de modernste opvattingen op dit punt, een time-out van twee weken waarbinnen partijen met elkaar in gesprek dienen te gaan over een werkhervatting. Binnen die twee weken vindt een gesprek plaats met de HR-manager van de overkoepelende organisatie, waartoe de apotheek behoort. Daarin geeft de assistente aan graag tot werkhervatting te willen komen. De HR-manager zegt toe een gesprek met de apothekers te zullen plannen en stelt de assistente tot nader order vrij van werk. Het gesprek vindt echter geen doorgang. Wel wordt tevergeefs geprobeerd door middel van mediation tot een oplossing van het geschil te komen. Zeven collega’s van de assistente tekenen een steunbetuiging, waarin zij aangeven achter de assistente te staan en bang te zijn dat de assistente de schuld krijgt van kritiek die zij als groep hadden. De apotheek dient een verzoekschrift in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de assistente.

Nog voordat het tot behandeling van dat verzoekschrift komt, behandelt de kantonrechter in kort geding een vordering van de assistente om de apotheek bij wijze van voorlopige voorziening te verplichten om haar toe te laten haar werk te hervatten. De apotheek verweert zich daartegen met de stelling dat de relatie tussen de apothekers en de assistente ernstig verstoord is als gevolg van een geleidelijk proces dat geleid heeft tot een explosieve situatie tussen de apothekers en het team. Na een bemiddelend gesprek in november 2007 zouden de overige teamleden zich wel en de assistente zich niet succesvol hebben ingespannen om tot een norma­lisering van de verhoudingen te komen.

De kantonrechter is van mening dat een schorsing of non-actiefstelling (waartoe de kantonrechter ook de “vrijstelling van werkzaamheden” rekent) alleen geoorloofd is als de werkgever voldoende aan­nemelijk maakt dat er een zwaarwegende en aan de werknemer medegedeelde redelijke grond is voor een dergelijke maatregel. Een dergelijke zwaarwegende reden acht de kantonrechter in het onderhavige geval niet aanwezig. De verstoorde arbeidsverhouding is daartoe volgens de kantonrechter niet de maatstaf, in tegenstelling tot hetgeen het geval kan zijn bij het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Onderzocht moet worden of sprake is van een zodanig onhoudbare situatie dat geen andere oplossing mogelijk is. Al hetgeen de werkgever daartoe aanvoert verklaart volgens de kantonrechter niet waarom de reeds langer bestaande problemen juist nu moeten leiden tot een op non-actiefstelling, terwijl geen inhoudelijk gesprek heeft plaatsgevonden tussen de apothekers en de ­assistente. De kantonrechter wijst daarom de vordering van de assistente toe. Tegelijkertijd echter vindt de kantonrechter dat het niet in het belang van partijen is (de apotheek had er mee gedreigd dat de ­apothekers dan zouden vertrekken!) om de tewerkstelling van de assistente te laten plaatsvinden voordat de mondelinge behandeling van het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou hebben plaatsgevonden. Deze zal op 10 november 2008 plaatsvinden. Om extra spanningen op de werkvloer in de korte periode van 1 oktober tot 11 november 2008 te voorkomen, wordt de vordering toegewezen met ingang van 11 november 2008.


Commentaar

In de praktijk worden werknemers waartegen een ontslagvoornemen bestaat meestal op non-actief gesteld, zeker indien een verstoorde arbeidsverhouding de reden van het voorgenomen ontslag is. Aangezien in een dergelijke situatie beide partijen doorgaans de voortzetting van de arbeidsovereenkomst onwenselijk achten en het geschil vaak alleen de hoogte van de te betalen ontslagvergoeding betreft, wordt de op non-actiefstelling meestal niet door de werknemer aangevochten. De werkgever is bij een op non-actiefstelling steeds gehouden het loon door te betalen en dat is doorgaans het enige waar het de werknemer dan nog om te doen is. Maar soms willen werknemers, zoals in het onderhavige geval, zich niet neerleggen bij de noodzaak tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst en vechten zij de op non-actiefstelling bij de rechter aan. Dan staat de werkgever er meestal niet goed voor, aangezien de zwaarwegende redenen die er voor een op non-actiefstelling moeten zijn zich in het geval van een verstoorde arbeidsverhouding vaak niet voordoen. In de praktijk lost zich dit probleem vaak op door snel een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te dienen en de kantonrechter te vragen dit verzoekschrift samen te behandelen met de vordering van de werknemer tot werkhervatting. Daartoe moet het dan wel zo zijn, dat dezelfde kantonrechter bevoegd is voor beide zaken. Omdat de kantonrechter bevoegd is van het kanton waarin de arbeid wordt verricht en de kantonrechter waarin de wederpartij is gevestigd, kan het zijn dat de kantonrechter van het kanton waarin de werkgever is gevestigd is aangezocht om de werk­hervattingsvordering te behandelen, terwijl de werkgever het ont­bindingsverzoek niet bij die kantonrechter kan aanbrengen omdat de werknemer niet binnen dat kanton is gevestigd en ook de arbeid niet binnen dat kanton wordt verricht. Doorgaans is echter wel dezelfde kantonrechter in beide zaken bevoegd en de meeste kantonrechters zijn dan uit praktische overwegingen (maar één zitting) bereid beide zaken tegelijkertijd te behandelen. Wordt vervolgens, zoals meestal het geval is, besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden, dan ligt werkhervatting natuurlijk niet meer voor de hand. Maar sommige kantonrechters, zoals bijvoorbeeld die te Utrecht en die te Amsterdam, achten het principieel onjuist dat één en dezelfde kantonrechter (in de zin van één en dezelfde persoon) zowel over de vordering tot werkhervatting als over het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst oordeelt. Ook in het onderhavige geval was sprake van een splitsing tussen beide zaken. Wat de werkneemster met die splitsing van zaken is opgeschoten, is wel de vraag. Haar vordering tot werkhervatting is nu wel toegewezen, maar pas met ingang van de dag na de dag van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, heeft de werkneemster eigenlijk geen belang meer bij werkhervatting. Als de kantonrechter besluit de arbeidsovereenkomst met ingang van de dag van de mondelinge behandeling te ontbinden komt werkhervatting niet eens meer aan de orde.