Wederrechtelijk verkregen videobeelden toelaatbaar als bewijs

Wederrechtelijk verkregen videobeelden toelaatbaar als bewijs
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 151
Vindplaats: Kantonrechter Groningen 18 maart 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BC8703
Uitspraak

Een openbaar lichaam dat belast is met de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) heeft sinds 2005 een 23-jarige werkneemster in dienst. De werkneemster heeft een WSW-indicatie vanwege haar beperkte intellectuele mogelijkheden en ontvangt sinds haar 18e jaar een WAJONG-uitkering. Zij werkt bij het openbaar lichaam op een inpakafdeling, waar 120 personen werken onder gespecialiseerde begeleiding.

Eind 2006 wordt de werkgever er mee geconfronteerd dat meerdere werknemers van de inpakafdeling in hun locker (kledingkastje) briefjes met zeer kwetsende en bedreigende teksten aantreffen. Een onderzoek geeft aanwijzingen in de richting van de werkneemster die in een gesprek in mei 2007 echter elke betrokkenheid ontkent. Op 20 juni 2007 geeft één van de slachtoffers aan de werkneemster bij haar kledingkastje gesignaleerd te hebben en de werkneemster daarop aangesproken te hebben. De werkneemster ontkent dat echter, waarop de werkgever beide werkneemsters op non-actief stelt om na te denken en om hen de mogelijkheid te geven om op hun verklaring terug te komen. De werkneemster protesteert tegen deze op non-actief stelling en blijft elke betrokkenheid bij de affaire ontkennen. Bij gebrek aan bewijs wordt de op non-actief stelling van beide werkneemsters opgeheven. Nadat de directeur vanwege de aanhoudende onrust het dringende verzoek aan de dader heeft gedaan om zich binnen drie dagen te melden, in welk geval de naam van de dader niet bekend zou worden gemaakt, en nadat de directeur gewaarschuwd heeft voor grote consequenties als de dader later bekend zou worden, blijft het een aantal maanden rustig. Als in september 2007 weer briefjes met beledigende en bedreigende teksten worden gevonden schakelt de werkgever de politie in, die in de kleedruimte een verborgen camera ophangt. Op die manier loopt de werkneemster tegen de lamp: op de videobeelden is te zien dat zij een briefje in de locker naar binnen schuift. Een aangifte bij de politie (ook wegens op naam van de andere werkneemster bestellen van spullen bij Wehkamp) en schorsing van de werkneemster volgt. De werkneemster blijft ontkennen, ook al zou zij bij de politie een volledige bekentenis afgelegd hebben. Na diverse gesprekken kondigt de werkgever in december 2007 aan dat de werkneemster niet meer te handhaven is en biedt herhaald overplaatsing aan naar een andere werkvoorzieningsorganisatie in de regio.

Als de werkgever de kantonrechter vraagt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, beroept de werkgever zich op de gemaakte videobeelden en betwist de werkneemster dat deze als bewijs mogen worden gebruikt omdat deze wederrechtelijk zijn verkregen. Instemming van de ondernemingsraad ontbrak en het gebruik van de camera’s was niet kenbaar.

De kantonrechter erkent dat de videobeelden wederrechtelijk verkregen zijn, maar beroept zich op een arrest van de Hoge Raad waarin deze heeft geoordeeld dat dit nog niet betekent dat de videobeelden niet als bewijs mogen worden gebruikt. Met een beroep op het feit dat in een civiele procedure de waarheidsvinding voorop staat en de overweging dat de werkgever tot de plaatsing van camera’s heeft besloten als laatste redmiddel in een ernstige situatie, terwijl het cameratoezicht beperkt is gebleven tot de kleedruimte, acht de kantonrechter de videobeelden als bewijs toelaatbaar.

Op grond van de videobeelden acht de kantonrechter bewezen dat de werkneemster degene is geweest die de briefjes in de lockers heeft gedaan. Ondanks haar beperkte intellectuele vermogens rekent de kantonrechter dit haar aan. Het feit dat zij na de toespraak van de directeur een aantal maanden is gestopt met het verspreiden van de briefjes wijst er immers op dat het de werkneemster duidelijk moet zijn geweest dat dit niet door de beugel kon. Dat zij desondanks toch weer is begonnen, is voor de kantonrechter reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een dringende reden. Dat betekent dat aan de werkneemster ook geen ontslagvergoeding wordt toegekend. Vanwege de beperkingen van de werkneemster ziet de kantonrechter wel af van een veroordeling in de proceskosten.


Commentaar

Voor rechtsgeldig cameratoezicht is vereist dat het vooraf kenbaar is. Voor cameratoezicht binnen een onderneming is voldoende dat het kenbaar is gemaakt aan de ondernemingsraad.

Vaste jurisprudentie is dat wederrechtelijk verkregen bewijs toch toelaatbaar kan zijn als bewijs in een civiele procedure. De rechter toetst dan of voldaan is aan de eisen van subsidiariteit (zijn andere middelen beschikbaar waarbij minder inbreuk op de privacy wordt gemaakt?) en proportionaliteit (is de inbreuk evenredig in verhouding tot het daarmee te bereiken doel?). Met betrekking tot de inbreuk op de privacy kan de werknemer dan wel nog schadevergoeding eisen in een afzonderlijke procedure.

Typisch in deze zaak was dat de werkgever op grond van zijn wettelijke taak na het ontslag toch nog zal moeten proberen weer werk te vinden voor de werkneemster. Dat was ook de reden waarom de werkgever had aangedrongen op overplaatsing.