Weer geval van vergoeding van schade werknemer op grond van goed werkgeverschap

Weer geval van vergoeding van schade werknemer op grond van goed werkgeverschap
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2001 / 51
Vindplaats: Zie: kantongerecht Beetsterzwaag 12 juni 2001, JAR 2001/145
Uitspraak

Een leerlingverpleegkundige is in dienst van een instelling voor zwakzinnigenzorg. Op 24 april 1998 (nog voordat zij op 12 juni 1998 haar diploma behaalt) heeft de leerlingverpleegkundige opdracht een zevenjarige bewoonster uit bad te halen. Deze wordt boos, krijgt zittend op een stoel een handdoek van de leerlingverpleegkundige aangereikt en geeft daarbij en trap tegen de rechterknie van de leerlingverpleegkundige. Als gevolg daarvan ontstaat knieletsel, waarvan de leerlingverpleegkundige dagelijks beperkingen ondervindt. De leerlingverpleegkundige stelt de instelling aansprakelijk voor schade bestaande uit verlies aan verdienvermogen, verlies aan carriëreperspectief, medische kosten, smartengeld, reiskosten en kosten van buitengerechtelijke bijstand. Zij voert aan dat de instelling tekort is geschoten in zijn zorgverplichting voor veilige arbeidsomstandigheden doordat zij onvoldoende is ingewerkt op een moeilijke afdeling en doordat zij bij de werkzaamheden geen ondersteuning had van een collega.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet in zijn zorgplicht tekort is geschoten, omdat er een veiligheidsbeleid gold, de leerlingverpleegkundige door ervaren krachten was ingewerkt, zij is gewezen op de risico’s van het gedrag van de bewuste bewoonster en doordat haar aanwijzingen zijn gegeven om daar mee om te gaan. Tot ondersteuning van een collega bij het in bad doen van de bewoonster bestond onvoldoende aanleiding. Toch vindt de kantonrechter dat de instelling verplicht is de schade van de leerlingverpleegkundige te vergoeden. De kantonrechter baseert deze verplichting op de wettelijke eis dat de werkgever zich als een goed werkgever moet gedragen en overweegt daarbij dat het werken met geestelijk gehandicapte mensen een bovengemiddeld risico in zich bergt van onvoorspelbaar en schadeveroorzakend gedrag, waartegen de werknemer zich niet met voorzorgsmaatregelen kan beschermen. Het risico van schade behoort dan volgens de kantonrechter voor risico van de werkgever te blijven. De kantonrechter is echter nog niet overtuigd dat de leerlingverpleegkundige ook echt schade heeft geleden. Deze wordt in staat gesteld dat te bewijzen.


Commentaar

Op grond van de wet heeft de werkgever een zeer vergaande aansprakelijkheid voor schade die de werknemer tijdens het werk oploopt door onveilige werkomstandigheden. Maar zelfs als de werkgever op die grond niet aansprakelijk is, kan hij toch tot schadevergoeding worden veroordeeld. In Arbeidsrecht Aktueel nr. 46 (februari 2001) bespraken wij het arrest van de Hoge Raad van 12 januari 2001 (RvdW 2001, 31) waarin de Hoge Raad de werkgever op grond van goed werkgeverschap aansprakelijk heeft geacht voor de schade die de werknemer opliep bij een eenzijdig verkeersongeval. De WA-verzekering van de auto keerde daarbij niet aan de werknemer uit, omdat de werknemer zelf de (slechts tegen aansprakelijkheid ten opzichte van derden verzekerde) bestuurder was. In het hierboven besproken geval komt de kantonrechter eveneens tot een schadevergoeding op grond van goede werkgeverschap. In ons vorige artikel concludeerden wij al dat de oplossing voor de werkgever moet worden gezocht in een passende verzekering. Een WA-verzekering is dan niet voldoende. Een ongevallenverzekering en (voor de risico’s verbonden aan autogebruik) een schadeverzekering inzittenden zijn eigenlijk eveneens noodzakelijk. De bovengenoemde uitspraak van de kantonrechter is nog eens aanleiding om ons advies te herhalen te zorgen voor een passende dekking.