Werkgever aansprakelijk voor schade tijdens personeelsfeestje

Werkgever aansprakelijk voor schade tijdens personeelsfeestje
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2005 / 110
Vindplaats: Gerechtshof Amsterdam 21 juli 2005, JAR 2005/187
Uitspraak

Op 28 februari 1998 vindt in een partycentrum een feest plaats van een directeurgrootaandeelhouder van een aantal gelieerde bedrijven en 20 andere personen: werknemers van die bedrijven en hun partners. Nadat het gezelschap eerst gebowld heeft wordt in één van de zalen van het party-centrum gebarbecued. Bij een gasgestookte barbecue met daarboven een afzuigkap waren vijf tafels geplaatst met daarop onder andere olielampjes gevuld met lampolie. Na de maaltijd hebben twee of meer personen (waaronder in elk geval twee werknemers) die aan de tafel van de directeur-grootaandeelhouder zaten, lampolie op het nog hete barbecuerooster gegooid. Daardoor is brand ontstaan, die zeer grote schade (de verzekeringsmaatschappij heeft bijna zes miljoen gulden uitgekeerd) heeft aangericht aan de gebouwen en inrichting van het partycentrum. Bij het verhaal van de schade is de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor de onrechtmatige daad van de twee werknemers.
De rechtbank had geconcludeerd dat er onvoldoende verband bestond tussen de werkzaamheden van die werknemers enerzijds en hun aanwezigheid op het
personeelsfeest anderzijds om werkgeversaansprakelijkheid aan te nemen. Hoewel het hof in hoger beroep erkent dat de aanwezigheid van de werknemers op het personeelsfeest niet behoorde tot de taak waarvoor zij waren aangenomen, is het hof van oordeel dat de werkgever wel aansprakelijk is. Voor het hof is daartoe doorslaggevend dat de werknemers (en hun partners) alleen op het feest aanwezig waren omdat zij werknemer waren, en dat het feest het belang van saamhorigheid en motivatie van de werknemers diende. Het hof acht ook van belang dat de werknemers in het proces-verbaal van de politie spreken over de directeurgrootaandeelhouder als hun "baas", waaruit het hof concludeert dat de werkgever in hun beleving die avond ook een zekere zeg-genschap over hen had. Daarbij komt volgens het hof dat het partycentrum de groep mocht beschouwen als behorend tot één bedrijf. De werkgever kon daarom aansprakelijk worden gesteld voor de geleden schade.


Commentaar

Waar een leuk personeelsfeestje al niet toe kan leiden. Interessant is de vraag wel. De "werkgeversaansprakelijkheid" geldt niet (alleen) voor werknemers, maar meer in het algemeen voor ondergeschikten. Volgens de wetsgeschiedenis moet tussen de fout van de ondergeschikte en de hem opgedragen taak voldoende verband bestaan om aansprakelijkheid te kunnen aannemen. Vereist is dat de werkgever voldoende zeggenschap heeft over de gedragingen waarbij de fout gemaakt is en dat de gegeven opdracht de kans op de fout heeft verhoogd. Of in dat licht de beslissing van het hof juist is, kan in twijfel worden getrokken. Het zou dan ook interessant zijn als bij de Hoge Raad cassatieberoep zou worden ingesteld. Het hof lijkt andere argumenten te hebben gebruikt dan die welke volgens de wetsgeschiedenis van belang zouden moeten zijn. Van een opdracht is in elk geval geen sprake. Ook het argument dat de werknemers in het procesverbaal spreken over hun "baas" overtuigt niet erg. Op de eerste plaats is maar de vraag of deze woorden niet uit de koker van de verbalisant komen, en op de tweede plaats is de opvatting van de werknemers over het al dan niet bestaan van enige zeggenschap (die uit het woord "baas" wordt afgeleid) niet waar het om gaat. Ook het argument dat het partycentrum de groep mocht opvatten als één bedrijf is niet waar het volgens de wetsgeschiedenis om moet gaan. Voorlopig lijkt het echter voor werkgevers die een personeelsuitje organiseren van belang om zich er van te overtuigen dat zij over een behoorlijke aansprakelijkheidsdekking beschikken.
Het hof moet overigens nog uitspraak doen over de vraag of de werkgever de schade uiteindelijk kan verhalen op de betrokken werknemers. In dat verband overweegt het hof alvast dat niet gebleken is dat de directeurgrootaandeelhouder geprobeerd heeft te voorkomen dat olie op de barbecue werd gegooid, en dat zelfs juist aannemelijk is dat hij daartoe juist heeft aangezet. Misschien heeft het hof zich bij het oordeel over de
aansprakelijkheid van de werkgever wel een beetje te zeer laten leiden door de hier veronderstelde rol van de directeur-grootaandeelhouder.