Werkgever niet zonder meer aansprakelijk voor fouten van arbodienst

Werkgever niet zonder meer aansprakelijk voor fouten van arbodienst
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2008 / 154
Vindplaats: Rechtbank Assen 2 januari 2008, www.rechtspraak.nl, ljn: BC1755
Uitspraak

Een administratief medewerkster meldt zich op 13 januari 2005 na een ongeval bij haar werkgever ziek wegens whiplashklachten. De bedrijfsarts acht de werkneemster volledig arbeidsongeschikt en ziet geen mogelijkheden om aangepast werk te verrichten. Als einddoel van de re-integratie wordt door de bedrijfsarts steeds consequent werkhervatting in de eigen functie gesteld, maar steeds wordt daarbij ook vermeld dat de uitkomsten van therapie moeten worden afgewacht. In hun plan van aanpak en de evaluaties daarvan volgen de werkgever en de werkneemster dit advies van de bedrijfsarts zonder meer.

Als de werkneemster een WIA-uitkering aanvraagt, beoordeelt het UWV het bij die aanvraag gevoegde re-integratieverslag. Daarbij komt het UWV tot het oordeel dat de werkgever zonder deugdelijke grond niet voldaan heeft aan haar re-integratieplicht, aangezien ten onrechte is geconcludeerd dat de werkneemster geen duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid zou hebben en de werkneemster in elk geval begeleid had kunnen worden bij geleidelijke re-integratie. De verplichting van de werkgever tot doorbetaling van (70% van het) loon tijdens ziekte wordt daarom met 52 weken verlengd.

Het bezwaar van de werkgever tegen de opgelegde loonsanctie wordt door het UWV ongegrond verklaard. De bezwaarverzekeringsarts van het UWV oordeelt daarbij dat het niet re-integreren bij whiplashklachten een averechts effect heeft en dat het verloop van de re-integratie daarom medisch inadequaat was.

Als de werkgever bij de rechtbank beroep instelt tegen de beslissing op het bezwaarschrift van het UWV komt de rechtbank tot een heel ander oordeel. De rechtbank is van mening dat het UWV de werkgever ten onrechte volledig aansprakelijk houdt voor het oordeel van de arbodienst. Van een volledige risicoaansprakelijkheid van de werkgever voor een eventueel foutief medisch oordeel van de arbodienst is volgens de kantonrechter echter geen sprake. De medische aspecten van de re-integratie behoren volgens de rechtbank tot het domein van de bedrijfsarts van de arbodienst en de verzekeringsarts van het UWV en de werkgever mist de noodzakelijke expertise op dit punt. De werkgever mag daarom op de advisering door de arbodienst afgaan tenzij hij redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid en/of consistentie van dat advies.

Verder is de rechtbank van mening dat het UWV ten onrechte niet tot uitdrukking heeft gebracht dat het oordeel van de bedrijfsarts terughoudend is getoetst. Getoetst moet immers worden of de bedrijfsarts in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. Daarbij rekent de rechtbank het UWV aan dat niet is gesproken met de behandelend bedrijfsarts, maar slechts met één van haar collega’s. Waar het UWV stelt dat algemeen aanvaarde medische inzichten met zich meebrengen dat whiplashpatiënten gebaat zijn bij een snelle re-integratie, had het de bedrijfsarts in de gelegenheid moeten stellen om uit te leggen waarom zij een ander standpunt was toegedaan. De bedrijfsarts zou daar volgens de rechtbank goede redenen voor kunnen hebben gehad.

Het beroep van de werkgever wordt dan ook gegrond verklaard.


Commentaar

In onze praktijk zien wij de laatste maanden een sterk toenemend aantal gevallen waarin het UWV de werkgever een loonsanctie oplegt wegens tekortschietende re-integratie-inspanningen. Veel voorkomende verwijten daarbij zijn dat de werkgever niet voldoende getracht heeft passend werk in de eigen onderneming te zoeken (“eerste spoor”), dat de werkgever niet snel genoeg heeft getracht passend werk in de onderneming van een andere werkgever te zoeken (“tweede spoor”) en dat de werkgever ten onrechte niet tijdcontingent maar klachtcontingent gewerkt zou hebben. Dat laatste is een verwijt aan de bedrijfsarts die volgens inzichten van het UWV niet met re-integratie moet wachten tot de werknemer aangeeft daartoe in staat te zijn, maar de werknemer met zachte hand tot re-integratie moet dwingen door een tijdspad te stellen waarbinnen bepaalde tussendoelen moeten worden bereikt. Ons is ter ore gekomen dat sprake zou zijn van een gecoördineerde actie van het UWV om meer loonsancties op te leggen. Zelfs hebben wij vernomen dat daarbij als doel zou zijn gesteld om in 33% van de gevallen loonsancties op te leggen!

Als de motivering van de loonsancties goed tegen het licht wordt gehouden blijkt het in veel gevallen mogelijk daar een gat in te schieten. Zo kan volgens de wet pas van de medewerker worden verlangd om mee te werken aan re-integratie in passend werk bij een andere werkgever als vaststaat dat bij de eigen werkgever geen passende arbeid voorhanden is. En uit bovengenoemde uitspraak (en tenminste nog één andere uitspraak van een andere rechtbank) volgt dat de werkgever niet zonder meer verantwoordelijk mag worden gehouden voor eventuele fouten van de arbodienst. Uit de wetgeving blijkt dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever niet vol mogen worden getoetst: een loonsanctie is alleen aan de orde als de werkgever niet in redelijkheid tot de verrichte re-integratie-inspanningen kon komen. Bij de beoordeling of dat het geval is mag het UWV dan ook geen wijsheid achteraf gebruiken.

Alle reden dus om tijdig bezwaar te maken tegen opgelegde loonsancties en om tegen afwijzende beslissingen van de rechtbank zo nodig beroep bij de rechtbank in te stellen.