Zelfstandige maaltijdbezorgers werkzaam in dienstbetrekking

Zelfstandige maaltijdbezorgers werkzaam in dienstbetrekking
Datum: 21-01-2019
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2019 / 324
Vindplaats: Kantonrechter Amsterdam 15 januari 2019, ECLI:NL:RBAM:2019:198
Uitspraak

De maaltijdbezorgers van Deliveroo waren volgens de kantonrechter geen echte zelfstandigen en daarom werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst, hoewel zij een overeenkomst van opdracht hadden gesloten.

Sinds juni 2015 is het bedrijf Deliveroo in Nederland actief. Het bedrijf koppelt restaurants aan klanten. Via een digitaal platform wordt aan restaurants een online systeem aangeboden voor het bestellen, betalen en bezorgen van maaltijden. Vanaf september 2015 had Deliveroo maaltijdbezorgers in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per februari 2018 heeft Deliveroo echter besloten om die arbeidsovereenkomsten niet meer te verlengen en in plaats daarvan overeenkomsten van opdracht met zijn bezorgers te sluiten. Die bezorgers moesten zich daartoe inschrijven in het handelsregister en zij moesten over een BTW-nummer beschikken. Daarnaast moesten zij een box aanschaffen voor het vervoeren van de maaltijden, beschikken over een smartphone en een vervoermiddel en voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van Deliveroo.
In een collectieve actie vordert de vakbond FNV dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de rechtsverhouding tussen Deliveroo en de maaltijdbezorgers is aan te merken als een arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst geen doorslaggevende betekenis toekomst aan de bedoeling van partijen, omdat het contract eenzijdig is opgesteld door Deliveroo en niet onderhandelbaar is. Het dwingendrechtelijke karakter van het arbeidsrecht brengt volgens de kantonrechter met zich mee dat geen betekenis toekomt aan de vraag of de maaltijdbezorgers behoefte hebben aan de bescherming van het arbeidsrecht. Om te kunnen spreken van een overeenkomst van opdracht moet volgens de kantonrechter een zeker element van ondernemerschap aanwezig zijn. Verder acht de kantonrechter van belang dat het gaat om werk dat tot de kern van het bedrijf van Deliveroo behoort, ook al stelt Deliveroo zelf dat het een technologiebedrijf is en dat ook gezocht wordt naar andere markten dan die van de maaltijdbezorging.
Deliveroo had bepleit dat geen sprake is van de (voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst vereiste) verplichting om arbeid te verrichten, omdat het de bezorgers steeds vrij staat om wel of geen opdracht tot het bezorgen van een maaltijd te aanvaarden. De kantonrechter is echter van mening dat de vrijheid om een opdracht te weigeren beperkt is, omdat het weigeren van opdrachten tot gevolg heeft dat minder snel een nieuwe opdracht wordt toegewezen terwijl de beloning hoger is als meer opdrachten worden uitgevoerd.
Deliveroo had ook gesteld dat geen sprake was van de verplichting om de overeengekomen werkzaamheden persoonlijk te verrichten (een andere eis voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst) omdat een bezorger zich kan laten vervangen door een ieder die een geldig legitimatiebewijs heeft en bevoegd is om in Nederland te werken. Deze mogelijkheid van vervanging acht de kantonrechter echter inhoudsloos, omdat die vervanging pas aan de orde komt na het aanvaarden van een opdracht tot bezorging van een maaltijd, terwijl er dan geen tijd meer is voor vervanging. Bovendien is ook bij de overeenkomst van opdracht het uitgangspunt dat de werkzaamheden persoonlijk moeten worden verricht.
Ook de hoogte van de vergoeding (het loon) waarop de bezorger recht heeft, wijst volgens de kantonrechter niet op iets anders dan een arbeidsovereenkomst. Een bezorger verdient gemiddeld maximaal € 18 per uur. Over de vergoedingen kan ook niet worden onderhandeld.
Dat de bezorgers zijn ingeschreven in het handelsregister is volgens de kantonrechter niet van groot belang, omdat die inschrijving doorgaans uitsluitend heeft plaatsgevonden met het oog op het werk voor Deliveroo.
Ook het feit dat een bezorger eigen materiaal moet aanschaffen is volgens de kantonrechter geen aanwijzing dat er niet langer sprake is van een gezagsverhouding. Met uitzondering van de maaltijdbox gaat het om materialen die in het dagelijks leven gebruikelijk zijn (een smartphone en een vervoermiddel).
Dat Deliveroo, zoals het bedrijf stelt, geen instructiebevoegdheid zou hebben, ontkent de kantonrechter. De verplichtingen die in de overeenkomst van opdracht zijn opgenomen (binnen een redelijke tijd de maaltijd bezorgen, Deliveroo informeren als de maaltijd niet bezorgd kan worden, professionele omgang met anderen en het zorgvuldig, vaardig en bekwaam uitvoeren van de werkzaamheden) zijn volgens de kantonrechter sowieso de enige aanwijzingen die Deliveroo zou kunnen geven. Tenslotte is volgens de kantonrechter van belang dat van zelfstandig ondernemerschap geen sprake is. De vrijheid om voor andere opdrachtgevers te werken is uitsluitend theoretisch gelet op de korte tijd waarin een opdracht wordt uitgevoerd en op de mogelijkheid van Deliveroo om ongewenste gevolgen van deze keuze (zoals prijsopdrijving) bij te sturen door opdrachten te gunnen aan bezorgers die ruimer beschikbaar zijn. Verder is er geen enkele onderhandelingspositie en presenteren de bezorgers zich niet als zelfstandige.
Volgens de kantonrechter is de afhankelijkheid van Deliveroo aldus groter dan de zelfstandigheid van de bezorgers. De gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst wordt daarom toegewezen.


Commentaar

Het vonnis van de kantonrechter is opmerkelijk omdat een andere kantonrechter van dezelfde rechtbank eerder (vonnis van 23 juli 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5183) had geoordeeld dat tussen Deliveroo en een maaltijdbezorger geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Die kantonrechter woog de diverse omstandigheden anders en voegde daaraan toe dat het aan de wetgever was om in te grijpen als de nieuwe “platformeconomie” tot onaanvaardbare gevolgen leidt. De kantonrechter in deze zaak stelt daarover dat het afwijkend oordeel in deze zaak van belang kan zijn voor de rechtsontwikkeling. Deliveroo zal ongetwijfeld hoger beroep instellen en het ligt voor de hand dat de Hoge Raad daarna nog over de zaak moet oordelen.
In arbeidsrechtelijke zin hoeft Deliveroo waarschijnlijk niet direct rekening te houden met grote gevolgen, omdat het niet voor de hand ligt dat de bezorgers zich zullen verzetten tegen de contracten die zij met Deliveroo hebben gesloten. Maar als de Hoge Raad het vonnis van de kantonrechter zou bevestigen, zouden met terugwerkende kracht ook premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Bovendien zou FNV dan als vakbond in een collectieve actie zaken kunnen afdwingen als betaling van vakantietoeslag en vakantiedagen en doorbetaling van loon tijdens ziekte. In een afzonderlijk vonnis van dezelfde datum heeft de kantonrechter op vordering van het FNV ook nog besloten dat op de arbeidsovereenkomsten tussen Deliveroo en de maaltijdbezorgers de CAO voor het beroepsgoederenvervoer van toepassing is, zodat FNV de nakoming daarvan kan verlangen.
Ondertussen beraadt de wetgever zich nog op wettelijke maatregelen ter bestrijding van schijnzelfstandigheid. De invoering daarvan is inmiddels echter uitgesteld tot 1 januari 2021