Zwaarwegend bedrijfsbelang bij concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd?

Zwaarwegend bedrijfsbelang bij concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd?
Datum: 31-08-2015
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2015 / 258
Vindplaats: Kantonrechter Amsterdam 23 juli 2015, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBAMS:2015:4864
Uitspraak

Omdat de werkgeefster onvoldoende had onderbouwd welk zwaarwegend bedrijfsbelang zij had bij het opnemen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, was de kantonrechter van mening dat het concurrentiebeding nietig was.

Bij een detacheringsbedrijf was op 1 september 2014 een werknemer in dienst getreden als “consultant banking & insurance”. Na drie weken werd de werknemer gedetacheerd bij een verzekeringsmaatschappij. Op 1 maart 2015 werd de arbeidsovereenkomst verlengd voor de duur van een jaar. In de arbeidsovereenkomst was een relatiebeding opgenomen dat de werknemer verbood zakelijke betrekkingen te onderhouden met relaties van de werkgever en een concurrentiebeding dat de werknemer verbood werkzaam te zijn voor een concurrerende onderneming, waarbij als “concurrerend” werd aangemerkt de bemiddeling van financieel geschoolde professionals. Op 29 mei 2015 had de werknemer de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2015 opgezegd om in dienst te treden van een ander detacheringsbureau dat hem zou detacheren bij een bank. Toen het detacheringsbedrijf daarop aangaf de werknemer te zullen houden aan het concurrentiebeding, vorderde de werknemer in kort geding dat de kantonrechter het concurrentiebeding zou schorsen omdat het belang van de werkgever bij het concurrentiebeding niet zwaarwegend was.
Het detacheringsbedrijf had als zwaarwegend bedrijfsbelang in het concurrentiebeding vermeld dat de detacheringsbranche zeer concurrerend is, dat veel tijd en geld wordt geïnvesteerd in de opleiding van de werknemer, dat de werknemer direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis zou verwerven van het netwerk, het marktgebied, de behoeften en de werkwijzen van het detacheringsbedrijf en dat de werknemer de bij het detacheringsbedrijf verworven kennis en kunde zou kunnen gebruiken om concurrerende activiteiten te verrichten.
De kantonrechter overweegt dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat voor het bestaan van een zwaarwegend bedrijfsbelang sprake dient te zijn van specifieke werkzaamheden of een specifieke functie, en dat dit per geval een afweging en motivering vergt. De verwijzing naar het netwerk, het marktgebied, de behoeften en werkwijze van het detacheringsbedrijf acht de kantonrechter te weinig nader ingevuld. Met name mist de kantonrechter een omschrijving van welke specifieke kennis en/of vertrouwelijke bedrijfsinformatie het is die de werknemer in de functie van consultant insurance & banking zal verwerven en die bescherming behoeft. Het detacheringsbedrijf had volgens de kantonrechter ook niet aannemelijk gemaakt waarom de investering in de opleiding van de werknemer niet beschermd had kunnen worden door een studiekostenbeding. Omdat de kantonrechter aannemelijk acht dat de rechter in een bodemgeding het concurrentiebeding zal vernietigen, schorst de kantonrechter het concurrentiebeding zodat de werknemer bij het andere detacheringsbedrijf in dienst kan treden. Ten overvloede overweegt de kantonrechter het concurrentiebeding ook vernietigd zou worden omdat de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het belang van de werkgever bij handhaving van het beding. De kantonrechter acht daarbij van belang dat de werknemer steeds slechts bij één bedrijf had gewerkt, dat hij maar twee externe cursussen had gevolgd waarvan hij met één al was begonnen voordat hij in dienst kwam, dat hij in de eerste drie weken van het dienstverband alleen zelfstudie had gedaan en geen toegang had tot de computersystemen van het detacheringsbedrijf, dat de werknemer bij het verzekeringsbedrijf alleen klanten mocht bellen maar niet adviseren en dat aldus geen sprake was van een “carrièreboost” voor de werknemer, terwijl de werknemer bij het nieuwe detacheringsbedrijf meer zou gaan verdienen en zou gaan werken bij een bank, hetgeen beter aansloot bij zijn voorgaande dienstbetrekkingen.


Commentaar

Het feit dat het concurrentiebeding ook zou zijn vernietigd wegens onbillijke benadeling toont aan dat het concurrentiebeding ook onder het vóór 1 januari 2015 geldende recht niet rechtsgeldig zou zijn geweest. De sinds 1 januari 2015 voor een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldende eis dat in het concurrentiebeding moet zijn aangegeven welk zwaarwegende bedrijfsbelang dat concurrentiebeding rechtvaardigt, was in deze zaak dus niet bepalend. Het vonnis van de kantonrechter toont echter aan dat de eis van de vermelding van het zwaarwegende bedrijfsbelang in het concurrentiebeding niet lichtvaardig dient te worden opgenomen. Het verbaast in dit geval dat niet als zwaarwegend bedrijfsbelang is geformuleerd dat een detacheringsbedrijf die een cliënt in contact brengt met één van zijn werknemers, beschermd dient te worden tegen de situatie waarin de werknemer buiten het detacheringsbedrijf om (rechtstreeks of via een ander detacheringsbedrijf) voor die cliënt gaat werken voordat het detacheringsbedrijf de gelegenheid heeft gehad om een redelijke vergoeding te krijgen voor gemaakte kosten en winst. Het zou interessant zijn geweest te vernemen wat de kantonrechter had gevonden van dat belang als zwaarwegend bedrijfsbelang, maar het zwaarwegend bedrijfsbelang was niet zo geformuleerd en bovendien deed die situatie zich ook niet voor, omdat de werknemer via het andere detacheringsbureau bij een ander bedrijf (een bank) ging werken (zij het dat ook dat andere bedrijf een cliënt van het detacheringsbedrijf bleek te zijn).