Met ingang van 29 december 2005 is de WIA ingevoerd als opvolger van de WAO. De WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) geldt voor werknemers die op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geworden. Na 104 weken loondoorbetaling krijgen werknemers die door hun arbeidsongeschiktheid tenminste 35% van hun loon hebben verloren een WIA-uitkering. Werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn, krijgen een IVA-uitkering (Regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten). Die uitkering bedraagt 70% van het (op €43.848 gemaximeerde) loon. Werknemers die volledig arbeidsongeschikt zijn, maar niet duurzaam, en werknemers die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, krijgen een WGA-uitkering (Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Die WGA-uitkering bestaat uit twee fases. In een eerste fase krijgt de werknemer nog een loongerelateerde uitkering van 70% van zijn laatstgenoten loon. De duur van deze fase is afhankelijk van de leeftijd en duurt maximaal vijf jaar. Om voor een loongerelateerde uitkering in aanmerking te komen moet de werknemer in de laatste 39 weken wel 26 weken gewerkt hebben. Na de loongerelateerde uitkering heeft de werknemer recht op óf een loonaanvulling óf een vervolguitkering. Op welk van beide uitkeringen de werknemer recht heeft is afhankelijk van de vraag of hij (per maand te bezien) er in slaagt om van het deel waarvoor hij nog arbeidsgeschikt is geacht (zijn "resterende verdiencapaciteit") minimaal de helft aan inkomen uit arbeid te verdienen. Lukt dat, dan krijgt de werknemer de hogere loonaanvulling, waarmee hij (tezamen met de inkomsten uit arbeid en afhankelijk van de hoogte van die inkomsten) kan komen tot een inkomen van tussen de 60% en 85% van zijn loon. Lukt dat niet, dan krijgt de werknemer een veel lagere vervolguitkering, die wordt verstrekt op basis van het minimumloon. Indien deze uitkering zakt beneden het "sociaal minimum" (70% of 100% van het minimumloon afhankelijk van de gezinssituatie) dan wordt die uitkering door de Toeslagenwet opgehoogd tot het sociaal minimum.
De WGA-uitkering kan aanzienlijk veel lager zijn dan 70% van het loon. Dit verschil met 70% van het loon wordt aangeduid als het WGA-gat. Het verschil ontstaat op twee manieren. Allereerst bepaalt de vraag of de werknemer inkomsten uit arbeid weet te vinden (derhalve een werkloosheidsrisico!) hoe hoog de uitkering is die de werknemer ontvangt voor het deel waarvoor hij arbeidsongeschikt is (namelijk: de hogere loonaanvulling of de lagere vervolguitkering). Maar op de tweede plaats krijgt een werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, anders dan onder de WAO, geen WW-uitkering indien hij voor het deel waarvoor hij wel arbeidsgeschikt is geen inkomsten uit arbeid weet te verkrijgen. Ook dit is een werkloosheidsrisico, dat als WGA-gat kan worden aangeduid.
Tot de invoering van de WIA zijn op de verzekeringsmarkt nooit producten aangeboden die een werkloosheidsrisico dekten. De vraag was dan ook of verzekeraars bereid zouden zijn dat nu wel te doen.
De meeste verzekeraars zijn wel bereid om het werkloosheidsrisico te dekken voor zover dat tot uitdrukking komt in de lagere uitkering voor het deel waarvoor de werknemer arbeidsongeschikt is gevonden. Dergelijke verzekeringen dekken: 70% van het loon x het arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarmee wordt derhalve geen dekking geboden voor het werkloosheidsrisico van het deel waarvoor de werknemer wel arbeidsgeschikt geacht is. Inmiddels is er tenminste één verzekeraar die ook dit werkloosheidsrisico wil dekken en die derhalve een inkomen garandeert op basis van 70% van het (op €43.848 gemaximeerde) loon.
Een voorbeeld kan een en ander verduidelijken. Stel dat een werknemer met een jaarloon van 30.000 na 104 weken door het UWV 40% arbeidsongeschikt wordt bevonden. Dat komt overeen met een inkomensverlies van 40% x €30.000 = €12.000 per jaar. De resterende verdiencapaciteit van die werknemer is dan €30.000 - €12.000 = €18.000, ofwel 60%. Stel dat deze werknemer na het einde van de loongerelateerde uitkering geen inkomsten uit arbeid weet te vinden. Verzekeraars die alleen het arbeidsongeschiktheidsdeel dekken zullen de WGA-vervolguitkering (70% x 40% x het wettelijk minimumloon van €16.493 = €4.618) aanvullen tot het niveau van 70% (dekkingsniveau) x 40% (arbeidsongeschiktheidspercentage) x €30.000 (jaarloon) = €8.400. De uitkering bedraagt dan €8.400 (verzekerd deel van het inkomensverlies) - €4.618 (WGA-vervolguitkering) = €3.782. De WGA-vervolguitkering en de uitkering van de verzekeraar brengen de inkomsten van de werknemer op €8.400, zijnde slechts 28% van het loon!
Een verzekeraar die ook het werkloosheidsrisico wil dekken over het deel waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is bevonden zal een veel hoger bedrag uitkeren. Deze verzekert 70% x €30.000 (het oorspronkelijke loon) - €0 (het loon na arbeidsongeschiktheid) - €4.618 (WGA-vervolguitkering) = €16.382. De WGA-vervolguitkering en de uitkering van de verzekeraar brengen de inkomsten van de werknemer op €21.000, zijnde 70% van het loon.
Het moge duidelijk zijn dat de premie van de verzekering die ook het werkloosheidsrisico dekt voor het deel waarvoor de werknemer wel arbeidsgeschikt is bevonden aanzienlijk hoger is dan de premie van andere WGA-gatverzekeringen.
Kortom: de ene WGA-gatverzekering is de andere niet. Let u dus goed op wat voor verzekering u sluit en pas op dat u bij het vergelijken van offertes van verzekeraars geen appels met peren vergelijkt!