Het UWV heeft de premies en parameters vastgesteld aan de hand waarvan de gedifferenti-eerde WGA-premies van werkgevers (die geen eigenrisicodrager voor de WGA zijn) voor 2011 wordt berekend.
De premies en parameters zijn als volgt vastgesteld:
minimumpremie kleine werkgever
2009: 0,27%
2010: 0,59%
2011: 0,56%
maximumpremie kleine werkgever
2009: 1,47%
2010: 1,59%
2011: 1,65%
minimumpremie grote werkgever
2009: 0,00%
2010: 0,06%
2011: 0,07%
maximumpremie grote werkgever2009: 1,96%
2010: 2,12%
2011: 2,20%
grensbedrag grote/kleine werkgever2009: € 705.000
2010: € 730.000
2011: € 747.500
rekenpercentage2009: 0,47%
2010: 0,59%
2011: 0,62%
gemiddeld werkgeversrisicopercentage2009: 0,71%
2010: 0,36%
2011: 0,28%
correctiefactor2009: 0,69
2010: 1,47
2011: 1,96
Was in 2010 ten opzichte van 2009 al sprake van een explosie van de gedifferentieerde WGA-premie, in 2011 stijgt de premie nog fors verder. Voor kleine werkgevers valt de stijging mee. De minimumpremie (die in 2010 met zo’n 120% was gestegen) daalt zelfs zodat kleine werkgevers zonder toegerekende arbeidsongeschikt-heidslasten zelfs minder premie betalen dan in 2010. Kleine werkgevers met toegerekende arbeidsongeschiktheidslasten betalen doorgaans de maximumpremie die stijgt van 1,59% in 2010 naar 1,65% in 2011. Voor grote werkgevers (grens: premieplichtige loonsom in 2009 > € 747.500) is de stijging echter opnieuw enorm. Een voorbeeld kan dat duidelijk maken. Wij gaan uit van een werkgever die in het premiejaar een loonsom van € 1.000.000 heeft en welke loonsom jaarlijks met 3% is gestegen in het premiejaar € 10.000 toegerekende arbeids-ongeschiktheidslasten heeft. De gedifferentieerde WGA-premie van deze werkgever werd dan in 2009 vastgesteld op 0,78%. In 2010 was de premie maar liefst zo’n 120% hoger en werd die vastgesteld op 1,72%. Voor 2011 wordt bij dezelfde uitgangspunten een premie betaald van 2,20%. Dat is dan nog vanwege de maximering van de premie want zonder maximering zou een premie zijn betaald van 2,28%, ofwel opnieuw een stijging van 32%. De premiestijging kan bij andere voorbeelden hoger of lager zijn, maar zeker is dat opnieuw een enorme premiestijging op werkgevers afkomt. De oorzaak is te vinden in de correctiefac-tor die aangeeft welk deel van de toeslag of korting (afhankelijk van de vraag of het werkge-versrisicopercentage (dat de verhouding aangeeft tussen de arbeidsongeschiktheidslasten van een jaar en de gemiddelde premieloonsom van vijf jaar) van een werkgever hoger of lager is dan het gemiddelde werkgeversrisicopercentage van alle werkgevers tezamen) aan werkgevers wordt toegerekend. Die correctiefactor was in 2009 0,69 waardoor 69% van de toeslag of korting aan werkgevers werd toegerekend. De correctiefactor is in 2010 1,47 waardoor 147% van de toeslag of korting aan werkgevers wordt toegerekend. In 2011 is die correctiefactor zelfs 1,96 waardoor elke toeslag of korting bijna dubbel aan de werkgever wordt toegerekend. Het gevolg is een nieuwe enorme premiestijging. Veel meer grote werkgevers dan vroeger zul-len daardoor op de maximumpremie uitkomen. Werkgevers die de hoge gedifferentieerde WGA-premie niet willen betalen, hebben nog tot 1 oktober 2010 de kans om de belastingdienst toestemming te vragen om per 1 januari 2011 eigenrisicodrager te worden. Vanwege de vele verschillen met het systeem van de premiedif-ferentiatie dient een overstap naar eigenrisicodragen echter uitsluitend weloverwogen te wor-den genomen om grote onvoorziene problemen te voorkomen. Dat eigenrisicodragen zeer lonend kan zijn, blijkt echter wel uit het bovenstaande voorbeeld. Daarin levert een bedrag van € 10.000 dat in 2009 aan een (ex-) werknemer is betaald in 2011 een premiestijging op van € 22.000. Overbodig te stellen dat de werkgever beter af was geweest met betaling van de uitkering in 2009.