Onduidelijkheid over vraag welke B.V. werkgever is

Onduidelijkheid over vraag welke B.V. werkgever is
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 1998 / 23
Vindplaats: Zie: kantonrechter Utrecht 11 september 1998, Praktijkgids 1998, nr. 5062
Uitspraak

De heer D. is in dienst van een B.V. die het bouwbedrijf uitoefent. De B.V. ondergaat een naamswijziging. In het Handelsregister staan nog een aantal vennootschappen ingeschreven met dezelfde naam als onderdeel van de bedrijfsnaam.
De heer D. wordt gedurende zes maanden gedetineerd. Zijn advocaat doet daarvan kort na het begin van de detentie mededeling aan het bouwbedrijf. Als de detentie van de heer D. eindigt, is de duur van zijn arbeidsovereenkomst bijna ver-streken. Als de heer D. zich voor werkhervatting meldt, ontvangt hij een brief (op briefpapier met de naam van een andere B.V.) waarin is vermeld dat hij sinds het begin van zijn detentie niet meer in dienst is. De advocaat van de heer D. roept de nietigheid van een eventueel in de brief van het bouwbedrijf te lezen ontslag op staande voet in. De heer D. vordert bij wijze van voorlopige voorziening loon van het bouwbedrijf.
Het bouwbedrijf verweert zich met de stelling dat de heer D. loon vordert van de verkeerde B.V. en dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd door de brief van de advocaat van de heer D., waarin werd medegedeeld dat de heer D. gedetineerd was. De kantonrechter oordeelt dat het bouwbedrijf door een ontwijkende procesopstelling geen optimale duidelijkheid heeft kunnen of willen verschaffen over de wijzigingen die zij op een aantal momenten in de vennootschapsstructuur heeft aangebracht, dat het bouwbedrijf in haar correspondentie slordig gebruik maakt van de diverse handelsnamen en vennootschappen waarvan zij zich bedient, dat het bouwbedrijf niet heeft kunnen bewijzen dat een brief, waarin de werknemers over de gevolgen van de wijzigingen in de vennootschapsstructuur, de heer D. heeft bereikt en tenslotte dat de brief geen volledige duidelijkheid geeft over de vraag wie daarbij de werkgever van de heer D. is geworden. De kantonrechter is van mening dat bij het treffen van een voorlopige voorziening onder deze omstandigheden verder onderzoek naar de vraag of de heer D. de juiste rechtspersoon heeft aangesproken, achterwege kan blijven. Het bouwbedrijf kan zelf zorgdragen voor verrekening van het loon met de vennootschap die eventueel de werkgever van de heer D. mocht blijken te zijn. Omdat de brief van de advocaat van de heer D. niet als een opzegging gezien kan worden en het bouwbedrijf tot na het einde van de detentie verzuimd heeft om maatregelen te treffen teneinde het ontslag van de heer D. te bewerkstelligen, wordt de loonvordering van de heer D. toegewezen.


Commentaar

Het vonnis van de kantonrechter toont het belang aan van een juist en consequent gebruik van de juiste (namen van) vennootschappen die deel uitmaken van een zelfde concern en van het geven van adequate informatie aan werknemers omtrent de gevolgen die wijzigingen in de vennootschapsstructuur voor hen hebben. Het bouwbedrijf in kwestie was niet alleen hiermee slordig geweest, maar ook met het omgaan met de gevolgen van de detentie van de heer D. Ontslagmaatregelen (voor zover mogelijk) waren op geen enkele manier getroffen. Ook blijkt uit het vonnis niet dat het bouwbedrijf een beroep had gedaan op de regel dat een werknemer geen recht op loon heeft indien hij niet gewerkt heeft, tenzij de reden waarom hij niet gewerkt heeft in de risicosfeer van de werkgever ligt.