Een werknemer heeft recht op provisie gerelateerd aan zijn ìproductieî. De provisieregeling wordt jaarlijks overeengekomen en de aanspraak op provisie wordt steeds aan het einde van het lopende jaar vastgesteld. Vanaf de indiensttreding wordt steeds een voorschot betaald. In 1997 en 1998 haalt de werknemer zijn targets niet, maar de werknemer mag in die jaren de betaalde voorschotten wel behouden, althans zijn deze niet teruggevorderd. In 1999 ontstaat een verschil van mening over de provisieregeling, hetgeen leidt tot een ziekmelding per 3 januari 2000 en tot het ontslag van de werknemer. Vaststaat dat de target in 1999 ook niet zou zijn gehaald. Als de werknemer inzage in de administratie van de werkgever vordert om zijn aanspraken te kunnen vaststellen, vordert de werkgever in reconventie de in 1999 betaalde voorschotten terug.De kantonrechter wijst de vordering tot inzage in de administratie toe. De vordering in reconventie van de werkgever wordt afgewezen. Door voor het derde opeenvolgende jaar de uitbetaling van voorschotten niet te staken en de afrekening voor zich uit te schuiven tot eind 1999/begin 2000 heeft de werkgever bij de werknemer de verwachting gewekt dat de provisieaanspraken zouden worden vastgesteld overeenkomstig de betaalde voorschotten. Terugvordering is dan in strijd met goed werkgeverschap.
Zodra een werknemer te goeder trouw mag menen dat een bedrag dat hij feitelijk ten onrechte ontving, desalniettemin aan hem toekomt, acht de rechter terugvordering vaak in strijd met goed werkgeverschap. Alleen posten waarvan de werknemer kon weten dat hij die ten onrechte ontving en dus kon verwachten dat hij ze terug zou moeten betalen, kunnen dan nog worden teruggevorderd.