Bij een ziekenhuis is sinds 17,5 jaar een 38-jarige werknemer in dienst als "medewerker steriele medische hulpmiddelen". Op 20 januari 2005 verneemt het ziekenhuis dat de werknemer zich sinds 17 januari 2005 in voorlopige hechtenis bevindt. Op 17 mei 2005 is de werknemer bij onherroepelijk geworden vonnis van de strafrechter veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, wegens het vervaardigen en in voorraad hebben van kinderporno en vanwege kindermisbruik. De werknemer zal over twee maanden vrijkomen. De werkgever vraagt ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat zij de werknemer niet meer kan vertrouwen en wijst er op dat hij in zijn functie toegang heeft tot alle ruimten, waaronder de kinderafdeling. Ook voert het ziekenhuis aan dat de werknemer nog geruime tijd niet beschikbaar zal zijn voor het verrichten van arbeid. De werknemer verweert zich in zoverre dat hij betwist dat hij tijdens het verrichten van werkzaamheden in contact komt met patiënten of bezoekers, dat hij zich op zijn werk nooit met kinderporno of ontuchtige handelingen heeft bezig gehouden, dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd en dat het behoud van zijn werk, ook volgens de reclassering, voor hem van groot belang is.
De kantonrechter is van mening dat de ontslagreden ook een ontslag op staande voet zou hebben gerechtvaardigd, zodat de arbeidsovereenkomst moet eindigen. De kantonrechter rekent het de werknemer aan dat hij zichzelf buiten staat heeft gesteld de bedongen arbeid te verrichten en is van mening dat de werknemer daardoor het vertrouwen van het ziekenhuis onwaardig is geworden. De aard van de misdrijven en het beroep van de werknemer speelt daarbij een rol.
Ontslag wegens detentie van de werknemer is doorgaans een groot probleem. In aanvang staat meestal nog niet vast dat de werknemer een strafbaar feit heeft begaan, en als dit komt vast te staan (door een onherroepelijk vonnis van de strafrechter) is zo veel tijd verstreken dat een ontslag op staande voet in de regel niet meer mogelijk wordt geacht. Wordt dan ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd, dan willen kantonrechters nog wel eens oordelen dat het niet aangaat dat de werknemer dubbel gestraft wordt (detentie en ontslag), met name als het strafbare feit niets met het werk van doen had. Naar ons oordeel gaan kantonrechters in dat geval ten onrechte voorbij aan het feit dat de werknemer zich door eigen toedoen buiten staat heeft gesteld om de bedongen arbeid te verrichten en gaat het niet aan dat de werkgever de gevolgen daarvan moet dragen door eerst plotseling in vervanging van de werknemer te moeten voorzien en vervolgens ook nog de arbeidsplaats voor de werknemer te moeten openhouden. In het onderhavige geval toont de kantonrechter wel begrip voor die argumenten en volgt wel ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder vergoeding.