Ontslagname tijdens gesprek met werkgever

Ontslagname tijdens gesprek met werkgever
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2010 / 186
Vindplaats: Kantonrechter Haarlem 28 juli 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BN8395
Uitspraak

Bij een bedrijf is sinds 1 november 2006 een 52-jarige onderhoudsmonteur in dienst. Op 8 december 2008 vindt tussen de werkgever en de werknemer een gesprek plaats dat niet goed verloopt. Volgens de werkgever heeft deze aan het eind van het gesprek gezegd dat de werknemer “het maar moet zeggen als hij er geen zin meer in heeft en dat hij er dan beter mee kan stoppen”. Deze zou daarop gezegd hebben dat dat prima is. De werknemer zou vervolgens niet hebben willen wachten op het opstellen van een ontslagbrief, aangezien die ook wel nagestuurd zou kunnen worden. Wel heeft de werknemer zijn telefoon en pieper ingeleverd en is de werkgever achter hem aan naar huis gereden, waarna de werknemer de sleutels van zijn bus heeft ingeleverd. De werkgever stuurt de ontslagbrief op diezelfde dag na, met het verzoek aan de werknemer deze te ondertekenen, maar de werknemer voldoet niet aan dat verzoek. Ook als de werkgever de werknemer op 3 januari 2009 thuis bezoekt, weigert de werknemer de ontslagbrief te ondertekenen. Daarop dient de werkgever op 20 januari 2009 een verzoekschrift bij de kantonrechter in, waarin hij de kantonrechter verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden, indien deze nog zou bestaan. De kantonrechter beslist op 5 maart 2009 dat de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk wordt ontbonden met toekenning van een ontslagvergoeding van 2.500 euro bruto.

Op 11 februari 2010 dagvaardt dan de werknemer de werkgever bij de kantonrechter, waarbij hij doorbetaling van loon vordert. De werknemer betwist daarbij de hele gang van zaken rond het ontslag. De kantonrechter is van mening dat niet duidelijk is wat nu precies door wie gezegd is, en hoe de gedane uitlatingen zijn bedoeld. Een aanbod van de werkgever om te bewijzen wat precies gezegd is, wordt door de kantonrechter echter gepasseerd omdat de kantonrechter van mening is dat ook het door de werkgever gestelde onvoldoende zou zijn om daarop te kunnen baseren dat de werknemer rechtsgeldig de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd. Volgens de kantonrechter kan niet worden uitgesloten dat de werknemer zijn uitlatingen in een emotionele opwelling heeft gedaan. De werkgever had zich er van moeten vergewissen dat de werknemer de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk wilde beëindigen, gelet op de nadelige consequenties, onder andere voor wat betreft een WW-uitkering. Hij had de werknemer bedenktijd moeten gunnen en de ontslagname daarna schriftelijk door de werknemer moeten laten bevestigen. Het feit dat de werknemer niets wilde tekenen had voor de werkgever een waarschuwing moeten zijn.

Desondanks wordt de loonvordering van de werknemer niet toegewezen. Volgens de kantonrechter valt de werknemer namelijk evenzeer een verwijt te maken. Hij had kort na de ontvangst van de brief aan de werkgever moeten laten weten dat van een opzegging geen sprake was en dat hij zich dus beschikbaar hield voor arbeid. Door dat na te laten heeft hij de schijn gewekt dat de werkgever de inhoud van het gesprek op juiste wijze had weergegeven. De werknemer heeft dat zelfs nagelaten nadat hij vanaf 3 januari 2009 zich verzekerd had van rechtsbijstand.

Al met al hoeft de werkgever niet het loon te betalen, maar wel de ontslagvergoeding van 2.500 euro, omdat de arbeidsovereenkomst uiteindelijk is geëindigd door de ontbinding door de kantonrechter en niet door de opzegging door de werknemer.


Commentaar

Het vonnis van de kantonrechter bevat niets nieuws, maar geeft wel duidelijk aan wat enerzijds van de werkgever en anderzijds van de werknemer wordt verwacht. Werkgevers die worden geconfronteerd met een werknemer die ontslag wil nemen of die aan ontslag wil medewerken, dienen zich er van te overtuigen dat de werknemer de gevolgen van dat ontslag overziet en dat hij dat ontslag ook werkelijk wil, ondanks die gevolgen. Dat kan vragen om (juiste en volledige) voorlichting door de werkgever omtrent die gevolgen, en/of verwijzing naar derden voor het inroepen van rechtsbijstand. Een redelijke bedenktijd zal daarbij steeds een noodzakelijk vereiste zijn.